De derde zendingsreis ( 16 )

Handelingen 27 : 1 – 33 

De eerste havenplaats waar het schip met Paulus aanmeerde, was Sidon ( = vishaven). Tegenwoordig is dat de op twee na grootste stad in Libanon. Ze telt ongeveer 200.000 inwoners. Vroeger was Sidon één van de belangrijkste steden van Kanaän. Julius de hoofdman was uiterst beleefd tegen Paulus. Volgens de overlevering was hij een van de hoofdofficieren die hem zijn zaak tegen Agrippa had horen bepleiten. Julius was overtuigd van de onschuld van Paulus. Hoewel hij zijn gevangene was, behandelde Julius hem als een gentleman. Dat was opnieuw Gods trouwe zorg. Van zijn kant deed Paulus geen enkele poging om te ontsnappen. 

Toen het schip de haven van Sidon verliet koerste het richting Cyprus. Omdat de wind tegenzat lieten ze het eiland links liggen en ze bereikten binnen de vastgestelde tijd Myra. Vroeger was Myra een havenstad, maar de modder van de rivier de Myros heeft ervoor gezorgd dat de stad tegenwoordig wel vijf kilometer landinwaarts gelegen is. Paulus en de rest van het gezelschap stapten over op een schip dat van Alexandrië naar Italië koerste. Ze bevoeren een drukke handelsroute. Van Alexandrië vervoerden allerlei handelslieden gewoonlijk koren naar Rome om vervolgens de goederen die vanuit Oost Indië en Perzië geïmporteerd waren, weer vanuit de hoofdstad uit te voeren. Schepen uit Alexandrië waren bevoorrecht, ze hoefden de zeilen niet te strijken bij het binnenvaren van de haven. Paulus reisde eersteklas en met volle zeilen! Maar de reis was lang en eentonig, de wind zat niet altijd mee, en iedereen was blij toen het schip uiteindelijk de haven van Schone Havens binnenzeilde. Kaloi Limnionus noemden de Grieken deze stad. Ze was bekend om haar fantastische ligging in een baai aan de zuidkust van het tegenwoordige Kreta. Inmiddels was het door de vele tegenwind later in het seizoen  geworden dan de kapitein gepland had. Het was al Grote Verzoendag geweest, dat betekende dat het september geworden was en de winter voor de deur stond. Paulus adviseerde de kapitein om in deze baai de winter door te brengen. Iedereen wist dat het barre zeevaardersseizoen met zijn vele stormen voor de deur stond. “ Ik voorzie grote moeilijkheden als we nu uitvaren. Niet alleen lopen de lading en het schip gevaar, maar ook onze levens. “ waarschuwde Paulus. Helaas stelde de Romeinse officier meer vertrouwen in de kapitein van het schip dan in de woorden van zijn gevangene. Ze vonden Kaloi Limnionus geen geschikte plaats om te overwinteren, en wilden liever een andere haven op Kreta bereiken omdat die volgens de bemanning een betere beschutting tegen de winterstormen zou bieden. Er stond een lichte bries op, en iedereen was het er over eens dat dit het geschikte moment was om het anker te lichten. Het schip koos het ruime sop en zeilde zo dicht mogelijk langs de kust richting Fenix. Helaas hadden ze zich vergist. De eerste winterstorm wachtte niet tot het schip weer veilig in een haven lag, maar stak plotseling in alle hevigheid op. Het was een soort orkaan, Eurakylon genoemd. Met nietsontziende aflandige woede stormde ze over het zeilschip, sleurde het mee en gaf het geen enkele kans om bij te draaien. Na urenlange verwoede pogingen moest de bemanning het opgeven, en zo sleurde de storm Paulus en alle anderen met zich mee!

Op de een of andere manier kwamen ze aan de zuidkant van het eiland Kauda aan, de wind luwde wat. De bemanning haalde de reddingssloep binnenboord en probeerde het schip met touwen te verstevigen. Iedereen was doodsbang dat het schip uiteindelijk op de zandbanken voor de Afrikaanse kust terecht zou komen. Dat zouden ze niet overleven. Het schip zou gegarandeerd in stukken breken. Om dat te voorkomen werden de zeilen gestreken, en zo dreven ze vrijwel stuurloos rond op de stormachtige zee. Het bleef stormen, en het gevaar om schipbreuk te lijden bleef onverminderd aanwezig. Wanhopig gooide de bemanning tenslotte hun hele lading in zee. Een dag later gooiden ze zelfs een deel van de zeilen weg. 

De hemel was verduisterd, en het einde van de wereld leek aangebroken. Dagenlang was de zon niet te zien en de sterren al helemaal niet. Het bleef stormen. Ten slotte had niemand nog enige hoop dat het schip gered zou worden en ze het er levend van af zouden brengen. Iedereen was zeeziek, en niemand hield nog voedsel binnen. Was dit het einde van Paulus? 

“ Mannen, jullie hadden naar mij moeten luisteren en op Kreta moeten overwinteren. Dan waren we niet in deze situatie terecht gekomen. Dan hadden we alle lading nog in ons bezit gehad. Maar toch, ik vraag jullie om de moed niet te verliezen. Het schip zal vergaan, maar de hele bemanning zal in leven blijven. Een engel van God – die ik dien – heeft mij dat verteld. Vannacht kwam die engel naar mij toe, en zei: “ Wees niet bang Paulus. Jij moet naar de keizer toe. Daarom zal God alle mensen op het schip redden. Houd dus de moed erin! Want ik vertrouw op God. Ik weet zeker dat alles precies zo zal gaan zoals de engel gezegd heeft. Het schip zal in de buurt van een eiland vergaan. “  

Wat een boodschap! Niemand zei er iets op terug. Ze voelden zich te ellendig. Het kon niet erger worden dan het nu was, dus ze waren al blij dat er nog iemand de moed niet verloren had. 

Zo gingen de dagen voorbij. De storm hield nog twee weken aan. Al die tijd dreven ze rond in de Adriatische Zee. In het holst van de nacht leek het er op dat ze land naderden. Ze gingen de diepte van het water meten, en stelden vast dat het 40 meter diep was. De richting was dus goed. Even verderop keken ze opnieuw, en stelden vast dat het water nog maar 30 meter diep was. Dat was een diepte die gevaarlijk werd voor het schip. Er kon elk moment vanuit het stormachtige duister een rots opduiken waartegen het schip in stukken zou breken. Een kort bevel van de kapitein zorgde ervoor dat er vier ankers uitgegooid werden. Toen lag het schip stevig vast. Iedereen slaakte een zucht van verlichting en hoopte maar de dag aan zou breken! 

Aan de achterkant van het schip lieten enkele bemanningsleden de reddingsboot in zee zakken. Als reden gaven ze op dat het nodig was om nog meer ankers te kunnen vastmaken, maar de waarheid was dat ze er stiekem vandoor wilden gaan. Paulus had het in de gaten, en zei tegen de officier en zijn soldaten: “ Als de zeemannen niet op het schip blijven, kunnen jullie niet gered worden. De soldaten maakten korte metten met de reddingsboot, ze hakten de touwen door, en lieten de boot wegdrijven. De contouren schemerden weg en de boot verdween in het kolkende water! 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *