“ Doe alles wat ik u heb geleerd en overgedragen, wat ik u heb verteld en laten zien. Doe het, en de God van de vrede zal met u zijn. De Heer heeft mij veel vreugde gegeven nu u eindelijk uw zorg voor mij hebt kunnen tonen. U dacht altijd al aan mij, maar vond niet de gelegenheid het te laten zien. Ik zeg dit niet omdat ik gebrek lijd, ik heb geleerd om in alle omstandigheden voor mezelf te zorgen. Ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om rijkdom te hebben. Ik heb alles aan den lijve ondervonden. overvloed en honger, rijkdom en gebrek, ik ben tegen alles bestand door Hem die mij kracht geeft.“ ( Filip. 4 : 9 – 13 )
De apostel Paulus bezat een dankbaar hart. Dat wilde hij de Filippenzen duidelijk maken. Hij pakte het goed aan en schreef zijn dank aan het einde van een rondzendbrief die vol stond met geestelijke lessen en vermaningen. Op alle plaatsen waar deze brief gelezen zou worden zouden alle goede dingen die de gelovigen van Filippi gedaan hadden zijn aandacht krijgen. Het effect van de goede werken van de Filippenzen zou andere lezers uitnodigen om er hun eigen daden aan te spiegelen. Dat deed Paulus expres omdat het er in andere gemeentes heel wat kariger aan toeging. Aan het begin van zijn zendingsreizen had hij nergens een cent vergoeding gehad. De gemeente van Filippi had hierop een gunstige uitzondering gemaakt. Ze bleven zijn onkosten vergoeden toen hij al lang en breed uit Filippi vertrokken was. Dat was een unicum. Op een integere manier had Filippi hem financieel gesteund. Jammer genoeg hadden ze het na verloop van tijd ook weleens vergeten, daar had Paulus stilzwijgend onder geleden, maar hij had hen niets kwalijk genomen.
Paulus zag in de positieve attitude van zijn geestelijke pupillen liefde en trouw, dat ontroerde hem. De mensen uit Filippi hadden niet alleen met woorden maar ook met hun daden laten zien dat ze hem waardeerden. Paulus had geleerd om tevreden te zijn met de inkomsten die hij had. Hij vertrouwde op Gods voorzienigheid omdat hij wist dat Zijn God van dag tot dag in zijn levensonderhoud zou voorzien. Het was hem niet altijd voor de wind gegaan. Bovendien was het voortdurend geredetwist met de Joden en andere toehoorders ook niet in zijn koude kleren gaan zitten.
Het is genade wanneer een leerling van Jezus zich zonder weerwoord kan laten vernederen. Daar is de nabijheid en kracht van de Heere Jezus voor nodig. Het is ook genade om lof en eer te ontvangen zonder hoogmoedig te worden. De verleidingen van voorspoed en overvloed zijn namelijk niet minder dan die van tegenspoed en kruis. Het is genade wanneer wij onder het één niet verbitteren en onder het andere God niet vergeten. Christenen hebben Gods kracht nodig om in iedere omstandigheid van het leven tevreden en dankbaar te zijn.
Paulus is ons daarin tot een voorbeeld geweest. Christus stelde hem door Zijn voortdurende en vernieuwende kracht tot alles in staat. Hij was een hemelsgezinde christen, die genoeg had aan zijn leven zoals het zich van dag tot dag voordeed. Jezus was sinds zijn verschijning op de weg naar Damascus een realiteit voor hem geworden. Nooit zou hij vergeten hoe hij de leerlingen van Jezus met de dood bedreigd had. ( Hand. 9 : 1 ) De woorden van Jezus, zo verdrietig : “ Saul, Saul, waarom vervolg je Mij? “ hadden zijn hart in één keer in duizend stukken gebroken. De nauwe band tussen Jezus en Zijn leerlingen was in het geding geweest. Na zijn bekering zou niets hem die band nog laten beschadigen. Zo gaat de Heere Jezus Zijn weg met elk van Zijn leerlingen. Paulus had door de ruwe behandeling die hij andere leerlingen van Zijn Meester gaf, later alles over voor de Jezus, die op de weg naar Damascus Zijn hart gebroken had.