Daniël ( 7 )

Daniël 6

De overlevering beschrijft tijdens het feestmaal van Belsassar de verrassingsaanval van Cyrus op Babel. Het hof van Besassar bezat legio deserteurs. Deze schurken hadden Cyrus en zijn handlangers laten zien hoe hij de stad Babel via een sluiproute binnen kon komen. In zijn beschonken toestand was de koning totaal niet op een aanslag voorbereid geweest. 

Na een korte zuiveringsactie waarbij Belsassar het leven liet ging het koninkrijk over in de handen van Darius de Mediër, een bondgenoot van Cyrus. Na de inventarisatie van het koninkrijk werd Daniël tot eerste minister benoemd. Het immens grote Babylonië werd onder 120 stadhouders verdeeld. Boven deze stadhouders werd een triumviraat ingesteld. Dat waren rijksambtenaren die de staatsinkomsten beheerden en de belastingen inden. Daniël kreeg een aanstelling aan het hoofd van de vorsten, een uitzonderlijke positie voor iemand die een belangrijk ambt in het overwonnen koninkrijk ingenomen had. Daniël was ook nog eens afkomstig uit een ander, verwoest koninkrijk. Deze feiten hadden hem zijn leven kunnen kosten. Maar Darius begreep al gauw dat Daniël iets bijzonders had. Toen hij zag dat deze man in tact en rechtschapenheid uitblonk en hij hoorde dat Daniël op een bijzondere manier door Jahweh geholpen werd maakte hij hem tot zijn rechterhand. Hoewel Daniël al oud geworden was kon hij zijn taak goed aan. Hij dwong respect af omdat hij eerlijk en rechtvaardig was.

Maar de Babylonische vorsten en stadhouders bekeken de positie van Daniël met argwaan. Bron van afgunst was alles wat goed was in Daniël en hij met Gods hulp tijdens zijn lange leven tot stand had mogen brengen. De stadhouders en alle andere leidinggevenden uit het koninkrijk zochten zijn ondergang. Ze bespioneerden hem dan ook elk ogenblik van de dag. Omdat God met Daniël was en Hij alles wat hij deed zegende kwam er van enige beschuldiging aan zijn adres niets terecht. Maar Daniëls rivalen gaven het niet op, ze wisten dat deze man zijn God boven alles stelde. Daarom zochten ze een reden om hem van misdaden of ongehoorzaamheid te kunnen betichten. De vorsten en stadhouders bedachten een afgodisch edict waarmee ze naar de koning gingen. Ze deden alsof ze het edict unaniem aangenomen hadden en de koning alleen nog maar zijn fiat hoefde te geven. Dat ze Daniël niet in hun besluitvorming gekend hadden, daar zwegen ze wijselijk over. 

Nadat ze alles in kannen en kruiken hadden vroegen ze audiëntie aan bij de koning. Toen ze voor zijn troon stonden begonnen ze met inachtneming van het  protocol: “ Majesteit, leef in eeuwigheid. We wensen u een lang leven toe. Alle ministers, bestuurders en belangrijkste ambtenaren vinden dat er een nieuwe wet moet komen die u zal laat schitteren als nooit tevoren! Dertig dagen lang mogen de inwoners van uw koninkrijk niemand iets vragen dan aan u. Iedere persoon die het waagt om dit gebod te overtreden zal in de leeuwenkuil worden gegooid. “ 

Elk normaal denkend wezen was om dit bizarre voorstel in lachen uitgebarsten. De koning zou dertig dagen lang geen seconde rust hebben want elke bedelaar, moeder, werknemer, elk kind en elke professor zou hem met duizenden vragen vermoeien. Maar aan het hof van Babel waren ze wel wat gewend. Tovenaars, waarzeggers en sterrenkijkers vermeldden dagelijks de meest vreemde zaken.  Bovendien was de leeuwenkuil een macaber voorbeeld van het feit dat mensen die de euvele moed hadden om eerlijk te zijn geen lang leven beschoren was. Ze belandden zonder vorm van proces in de klappende leeuwenkaken.

“ Koning, u moet nu beslissen dat er zo’n wet komt en u moet die wet opschrijven. Dan zal het een onveranderlijke wet zijn die niet herroepen kan worden. Een wet van Meden en Perzen. “ 

Darius zag zo gauw niets verkeerds in de nieuwe wet en gaf zijn goedkeuring. In no time was de koninklijke wet opgesteld. Razendsnelle renboden verspreidden zich over het machtige koninkrijk. Het duurde niet lang of er heerste overal een bepaalde stilte omdat niemand zijn leven wilde riskeren met een vraag aan wie dan ook. Er vormden zich lange rijen rijdieren die zich richting het koninklijk paleis spoedden om koning Darius de meest uiteenlopende vragen te stellen. Het bericht over de nieuwe wet bereikte Daniël. Hij ging direct naar huis. Eén van zijn kamers had ramen die uitzicht hadden op de windrichting Jeruzalem. Dit was zijn geliefde bidvertrek. Elke dag vond hem voor een open raam waar hij vroeg in de morgen, maar ook in de middag en avond zijn gebeden opzond tot Zijn God, de God van hemel en aarde. Zonder zich een ogenblik te bedenken knielde Daniël neer, en bad, als altijd. ( alle Bijbelvertalingen, MH ) 

One response to “Daniël ( 7 )

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *