Advent ( 4 )

In al het spreken en mediteren over de Heere Jezus moeten wij ons Zijn Goddelijke en Menselijke natuur voor ogen houden.

In Exodus 20 werd de Wet voor de eerste keer aan Israël gegeven. Dat was een heilig moment! De belangrijkste principes voor Israëls leven met en onder het gezag van de Heere werden hier uitgedeeld onder de noemer van de Tien Geboden.

Het eerste gebod beschermt de mens tegen afgoden die hem van God zouden doen vervreemden. Het tweede gebod roept op om de mens zijn waardigheid als enige vertegenwoordiger van de Heer niet te ontnemen.
Het derde gebod roept op om Gods Naam niet te gebruiken om de naaste schade te berokkenen en het vierde gebod roept op om Zijn dienaren rust te gunnen. Iedere zonde tegen de naaste is in de eerste plaats een zonde tegen God. Dit gegeven wordt verder uitgewerkt in het vijfde tot en met het tiende gebod.

De Tien Geboden werden aan Israël gegeven nadat het volk door God Zelf uit de slavernij in Egypte was bevrijd. Zij hadden niet als doel om Israël opnieuw tot slavernij te veroordelen, maar om het volk voor te bereiden op de vrijheid, het echte leven. Een leven waarin ze de Heere trouw zouden zijn en de naaste volledig zouden respecteren. 

We lezen in Exodus 20 hoe het volk reageerde op de wetgeving:  Ze zagen de Majesteit van God in de donderslagen en lichtflitsen, in het schallen van de ramshoorn en de rook die uit de berg kwam. Bij die aanblik deinsden ze achteruit! Ze waren doodsbang dat ze zouden sterven. 

De Israëlieten vroegen Mozes om de rol van bemiddelaar op zich te nemen. Een rol die de Heere Jezus Christus later op zich zou nemen als de Middelaar van het betere Verbond ( 1 Tim. 2 : 5 / Hebr. 8 : 6 / 9 : 15 / 12 : 24 / 12 : 18, 19 ).

De wet maakt ook ons bewust van de zonde, maar tegelijkertijd van de noodzaak van de Messias, de Middelaar.
Deze Middelaar hield rekening met de doodsangst van de mens voor het Goddelijke. Daarom kwam Hij op deze aarde als een Kind. Klein, teer en kwetsbaar. 

Als een Persoon tot Wie de mensen zich zonder angst zouden durven wenden.
Daar ligt Hij in de kribbe. ( Lucas 2 : 16 )

Wie kan geloven wat wij hebben gehoord?
Wie van Zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad?
Hij droeg de schuld van velen en nam het voor zondaars op.

Door Zijn toedoen slaagde wat de Heere wilde. ( Jesaja 53 )
Die het Kind zagen, vertelden wat de Engel hen had gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd.( Lucas 2:17 )
Maar de herders keerden wederom, verheerlijkend en prijzend God over alles wat ze gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was. Vanuit Lucas 2 roepen ze ons toe om mee te gaan. Wij sluiten aan in een lange stoet, en eerst zacht, maar steeds duidelijker beginnen wij ook te loven en te prijzen.

Komt allen tezamen.
Jubelend van vreugde
Komt nu, o komt nu naar Bethlehem!
Ziet nu de Vorst der engl`en hier geboren,
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
Die Koning.
 
Komt allen tezamen
Komt verheugd van harte!
Bethlehems stal in de geest bezocht,
Ziet nu dat Kindje, ons tot heil geboren,
Komt, laten wij aanbidden
Komt, laten wij aanbidden
Die Koning.
 
O Kind ons geboren
Liggend in de kribbe
Neem onze liefde in genade aan?
U Die ons liefheeft, U behoort ons harte!
Komt, laten wij aanbidden!
Komt, laten wij aanbidden!
Die Koning!

 

One response to “Advent ( 4 )

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *