Abraham ( 9 )

Genesis 17 : 1 – 10

Abram was gelukkig met de geboorte van zijn eerste zoon Ismaël. Veertien jaar lang genoot hij van hem en voedde hij hem op. Ongetwijfeld heeft hij gedacht dat de belofte van Jahweh in dit kind vervuld zou worden. De Heere liet hem veertien jaar in de waan dat hij een goede keuze gemaakt had. In de geschiedenis en in bijbelverhalen is 14 vaak het verhaal waarin een bepaalde cyclus afgerond wordt. Denk aan de zeven jaren van overvloed en de zeven jaren van honger in Egypte. Joodse jongens werden rond die leeftijd tot zoon van het verbond gewijd. ( Bar Mitswa ) Zo werden zij zelf verantwoordelijk tegen God om zich aan alle geboden en verboden te houden die onder de Joodse wet vielen, de Goddelijke voorschriften die ontleend waren aan de Thora, en de Misjna.

Terwijl Abram Ismaël opvoedde had de Heere andere gedachten en een ander plan, veel groter en mooier dan Abram ooit had kunnen bedenken. Abram was nu 99 jaar oud. De Heere verscheen aan hem en zei: “ Ik ben de machtige God. Blijf altijd dicht bij Mij en wees oprecht. Dan zul je een groot nageslacht krijgen. Ik zal Mijn verbond tussen Mij en jou stellen, en je tot een bijzonder groot volk maken. “ Opnieuw klonk de verbondseis. Abram moest uit dankbaarheid naar Gods geboden leven. Er moest tevens sprake zijn van een bijzondere geestelijke omgang en vriendschap met God. Bovendien moest het verbond van de kant van de ontvanger positief beantwoord worden. Toen Abram deze woorden hoorde, viel hij eerbiedig voor de Heere neer, overweldigd door de glans van Zijn Goddelijke heerlijkheid. De naam die Jahweh bij deze gelegenheid voor Zichzelf gebruikte, was dezelfde als die waarmee Hij Zich eens aan Jakob bekend zou maken:  ( Gen. 35 : 11 ): El Shaddai. Een naam die wees op de almachtige kracht van God. Een kracht die Hem als een Weldoener, maar ook als een Wreker tekende. Het was dus geen vrijblijvend verbond dat El Shaddai met hem maakte. De almacht van God zou Zich volledig openbaren in de geboorte van een kind uit hoogbejaarde ouders.Bij de vernieuwing van het verbond eiste El Shaddai van Abram dat hij in alle verplichtingen van godsdienstige aanbidding oprecht en eerlijk wandelen moest. Zo alleen zou hij blijvend in het Goddelijk verbond kunnen delenHet verbond van genade dat El Shaddai met Abram maakte was een verbond dat van Hemzelf uitging. Aan Abram werd beloofd dat hij tot een menigte van volken zou worden. Alle gelovigen uit ieder tijdperk zouden als zijn geestelijk zaad aangemerkt worden. Abram zou de bijzondere genade ten deel vallen dat hij niet alleen een vriend van God, maar ook de vader van alle gelovigen genoemd zou worden. El Shaddai sloot de vernieuwing van het verbond met een bijzondere ode aan Abram af. Hij veranderde zijn naam in Abraham: de vader van een menigte. Dit was een grote eer, en een bijzondere bemoediging. In de Bijbel traden naamsveranderingen meestal op wanneer iemand een speciale taak toebedeeld kreeg. Abraham was de speciale dienaar van El Shaddai. Het verbond met Abraham werd opgericht om niet veranderd, of herroepen te worden. Het was een erfelijk verbond, niet alleen met zijn natuurlijk nageslacht, maar ook met zijn geestelijke kinderen. Het was een verbond boordevol beloften. God wilde de God van hen allen zijn. Wat Hij was, wilde Hij ook voor dit nageslacht zijn. Hij wilde hen Zijn wijsheid geven om hen te beschermen, raad te geven, en te steunen. Hij wilde Zijn goedheid schenken om hen van het goede te voorzien en hen te troosten. Het land Kanaän zou voor altijd hun bezit zijn. Het land was een voorafschaduwing van de hemelse heerlijkheid die hen te wachten stond. De eeuwigdurende rust die er overblijft voor het volk van God.( Hebr. 4 : 9 ) 

( Piper, SB, SV met uitleg, de Bijbel in gewone taal, MH, wikipedia ) 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *