Abraham ( 8 )

” Meester, wij weten dat U zonder aanzien des persoons de Weg van God in waarheid leert. ” ( Lucas 20 : 21 )

Abram en Saraï woonden al tien jaar in Kanaän, en hadden nog steeds geen kinderen. Elke dag die het echtpaar ouder werd, deed hun hoop op de vervulling van Gods beloften afnemen. Op een gegeven ogenblik zei Saraï tegen Abram: De Heere heeft mij geen kinderen gegeven. Je moet mijn slavin maar tot vrouw nemen, misschien raakt zij zwanger en wordt de belofte van Jahweh door haar heen vervuld. Abram ging niet bij God te rade en deed wat Saraï hem voorstelde. Hagar werd inderdaad zwanger en de belofte van God leek veilig gesteld. Maar Hagar vergat dat ze een slavin was en bleef. Met toenemende wrevel zag Saraï haar houding van dienstbaarheid afgelegd had. “ Jij bent hiervoor verantwoordelijk! “ zei ze tegen haar man. “ Ik gaf je mijn slavin, maar nu ze eenmaal zwanger is, wil ze mijn slavin niet meer zijn. Laat de Heer beslissen of dat jou schuld is, of die van mij. “  Abram zei: “ Het is jouw slavin, doe met haar wat je wilt. “ Hier zien we dat beide echtelieden niets van de liefde van Christus in zich hadden. Ze vertrouwden niet op de beloften, en handelden volkomen liefdeloos naar Hagar toe. Saraï vernederde Hagar waar en wanneer ze maar kon. Op een gegeven ogenblik liep Hagar weg. Ze vluchtte de woestijn in, waar haar een zekere dood wachtte. Totaal hulpeloos , zonder water of voedsel zeeg ze bij een waterput langs de weg naar Sur neer. Een engel van de Heer vond haar daar. “ Waar kom je vandaan Hagar, en waar ga je heen? “ vroeg de engel haar. “ Ik ben gevlucht van Saraï vandaan. “ De engel gebood Hagar om terug te gaan naar haar slechte meesteres. Hij zei dat hij precies wist hoe ze eraan toe was. Vervolgens beloofde hij haar dezelfde belofte als hij aan Abram gedaan had. Hij zei: “ Ik zal je tot een groot volk maken, zo groot dat ze door niemand te tellen zullen zijn. Je zult een zoon krijgen. Noem hem Ismaël. Hij zal zo wild zijn als een ezel en door niemand te temmen zijn. Hij zal met iedereen ruzie maken, zelfs met zijn eigen familie. “ “ U bent een God die mensen ziet! “ antwoordde Hagar de Heer. “ ik weet nu dat u ook mij ziet. “ Vervolgens reisde ze terug naar huis. Op zijn 86ste levensjaar baarde Hagar Abram een zoon, en ze noemde zijn naam Ismaël. De engel van de Heer had Hagar tegengehouden en van een zekere dood gered. Hij bemoedigde haar, en liet haar weten dat ze onder de zekere bewaring en bijzondere bescherming en zorg van de Goddelijke Voorzienigheid stond. Wat de toekomst van Ismaël ook zou zijn, Hager aanbad God in Zijn alwetendheid en voorzienigheid. Daaruit kunnen we opmaken dat ze door Hem gekend en geliefd, en gezegend werd. Wie op de Heere vertrouwt is als de Berg Sion, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid.  ( De Bijbel in gewone taal, MH ) 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *