Abraham ( 20 )

Genesis 26 

De Elohim beproeft elk van Zijn kinderen op Zijn tijd en op Zijn manier. Dat doet Hij om de innerlijke waarden van Zijn Woord in het oog van de gelovigen toe te passen aan hun ziel. Zo leert Hij om hen via Zijn Woord door beproevingen heen te leiden. 

Op een keer kwam er hongersnood in het land, net als in de tijd van Abraham. Daarom ging Isaak naar de stad Gerar. Daar wachtte hij op verdere instructies van de Elohim. De Heere kwam bij Isaac en gaf hem de opdracht om niet naar Egypte te reizen, maar in de stad Gerar te blijven. “ Ik zal bij je zijn, en je rijk en gelukkig maken. Dit hele gebied zal ik aan jou en je nakomelingen geven, zoals ik je vader beloofd heb. Elk volk ter wereld zal de naam van Abraham noemen wanneer ze elkaar geluk toewensen. Ik zal zijn naam voor altijd in achting houden omdat Abraham naar mij geluisterd heeft. Hij heeft gedaan wat Ik wilde. Hij heeft zich bovendien aan Mijn regels en opdrachten gehouden. “ Deze woorden gaven Isaak het inzicht om te doen wat de Heere hem opdroeg, en hij bleef in Gerar. 

Omdat Rebekka een mooie vrouw was, verbeeldde Isaak zich dat de Filistijnen een manier uit zouden vinden om hem te doden zodat Rebekka voor de Filistijnen beschikbaar zou komen. Als de mensen in Gerar naar Rebekka vroegen, antwoordde hij dan ook dat ze zijn zus was. Dat ging lange tijd goed. Maar op een keer keek koning Abimelech uit zijn raam en zag dat Isaak en Rebekka veel te vertrouwelijk met elkaar omgingen om elkaars broer en zus te zijn. 

Onmiddellijk liet de koning Isaak bij zich komen en riep hem ter verantwoording. Isaak bekende dat hij bang was om gedood te worden en een leugen om bestwil had bedacht. Dat werd hem niet in dank afgenomen. De koning was uiterst verontwaardigd. Toch liet hij een rechtvaardig bevel uitgaan dat iedereen Isaak of zijn vrouw ook maar met één vinger aan zou raken, gedood zou worden. Isaak en Rebekka konden ongemoeid in Gerar blijven. Isaak haalde opgelucht adem, en zaaide het land in. Hoewel het zijn eigendom niet was, werkte hij hard en de Heere zegende zijn inspanningen. Het koren groeide voorspoedig en bezorgde hem een rijke oogst. 

Langzamerhand breidde zijn bezit zich uit. Isaak werd rijker en rijker, tot hij schatrijk geworden was. Isaak bezat grote kudden koeien, schapen en geiten. Een leger slaven werkte voor hem. 

De Filistijnen bekeken zijn groeiende welvaart met argwaan en jalousie. Ze keken over zijn kwaliteiten standvastigheid en zijn enorme arbeidsethos heen, en zagen alleen maar de opbrengsten ervan. Daar waren ze jaloers op. 

Ongestoord ging Isaak door met het zoeken naar waterbronnen. Hij spoorde zichzelf aan om het beste van het land waar hij gekomen was te maken. Hij groef de putten die zijn vader Abraham eens gegraven had weer op. Dit leert ons om het verleden in achting te houden, en dat te blijven herdenken. Zo alleen kunnen we ons voordeel doen met wat er vroeger gebeurd is. Maar hij deed meer. Hij liet zijn knechten ook naar nieuwe bronnen zoeken. Bij het opgraven van die putten stootte hij op tegenstand. De eerste twee nieuwe putten die gegraven werden noemde Isaak dan ook Esek en Sitna, wat strijd en haat betekent. De herders uit Gerar maakten ruzie met de herders van Isaak. Ze zeiden: “ dat water is nu van ons!” Toen de tegenstand en haat Isaak teveel werden vertrok hij naar een rustiger plaats. Rust was voor Isaak belangrijker dan overwinningen halen op de Filistijnen. Het sierde Isaak dat hij dat deed. De Elohim zegende hem hierom. Opnieuw vonden zijn knechten een put. De naam die Isaak deze put gaf, was Rehoboth: “ de Heere heeft ruimte gemaakt,”  betekent dat. 

Isaak bleef de Heere zoeken, en versterkte daardoor zijn godsdienst en geloof.  Hij wandelde met God. Na het vinden van de nieuwe bron bouwde Isaak een altaar voor de Elohim, en riep de Naam van de Heere aan. De strijd tussen de Filistijnen en Isaak liep uit op een gelukkige vrede en op verzoening. 

Koning Abimelech bezocht Isaak opnieuw, nu om hem een teken van zijn achting en waardering te geven. De koning had zijn vriend Achuzzat en zijn legerleider Pichol bij zich. 

“ Wat komen jullie doen? Jullie hebben toch een hekel aan mij? “ vroeg Isaak hen recht op de man af. “ Jullie stuurden mij toch zelf weg? “ Maar Abimelech zei: “ Dat klopt niet, we hebben helemaal geen hekel aan u. We hebben u in vrede laten gaan, en erkennen dat de Heere met u is. “ 

Isaak – die wist dat het Gods bedoeling is om onze naasten lief te hebben – behandelde vervolgens zijn hoge gasten met achting, en sloot een verbond van vriendschap met hen. ( vs 30 ) Op deze manier hield hij vrede met alle partijen. De Elohim keurde goed wat hij deed want op dezelfde dag dat dit verbond met Achimelech gesloten werd, vonden zijn knechten een nieuwe waterbron. ( vs 32, 33 ) Isaak noemde die bron Seba. De stad dichtbij de bron heet tot op de dag van vandaag Berseba. 

Wanneer de Goddelijke werkelijkheid ons bestaan in christelijke gemeenschap doortrekt, vonkt er iets wat niemand van zichzelf kent: een vrede, een gastvrijheid die wonderlijk is, en die aan het denken zet. Is het niet vaak de ervaring met bijzondere momenten van christelijke gemeenschap die mensen tot de erkenning brengt dat Jezus de Christus is? Dat was Zijn gebed, dat door christelijke gemeenschappen, geworteld in Christus en in God, de wereld gelooft dat Jezus Christus door God gezonden is, en Zijn leerlingen geliefden zijn van God Zelf. De bron van alles uit dit verhaal was de  liefde van de Vader voor Zijn Zoon. Hoewel het nog eeuwen zou duren voor de Heere Jezus naar de aarde kwam, was Isaak reeds de verpersoonlijking van deze liefde. Wie zo mag leven, ontvangt de zegen van de Heer! ( De bijbel in gewone taal, MH, Leven in Christus ) 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *