Abraham ( 19 )

Genesis 25 : 19 – 34

Nu Isaak en Rebekka zo duidelijk door Gods hand samengebracht waren, zou je wel denken dat hun huwelijk direct rijk gezegend werd. Niets was minder waar. De kinderzegen bleef uit. Isaak was 40 jaar toen hij trouwde en al zestig toen zijn zonen geboren werden. Twintig jaar lang bad hij om de geboorte van een kind. De Joden hebben een overlevering waarin staat dat Isaak tenslotte zijn vrouw meenam naar de berg Moria waar de Heere Zijn belofte aan Abram had gedaan. ( Genesis 22 : 17 ). Hoe het ook zij, de Elohim luisterde naar hun gebed en Rebekka werd zwanger. Het was een bijzonder onrustige zwangerschap. De kinderen in Rebekka`s buik schopten elkaar. Rebekka dacht: “ Dit is niet normaal, waarom heb ik zoveel pijn? “ En ze vroeg de Heere om raad. De Elohim antwoordde haar: “ Er zijn twee kinderen in je buik, die tot twee volken uit zullen groeien. Het volk van de jongste zal sterker zijn en heersen over het volk van de oudste.”  Rebekka begreep dat er meer aan de hand was. Ze wist natuurlijk alles over de beloften. En zoals het altijd gaat met de vervulling van beloften van God, ging het ook deze keer met strijd gepaard. Dat dit al voor de geboorte van haar beide zonen het geval was, moet haar verbijsterd hebben. Niemand minder dan de Elohim Zelf loste de raadsels van haar ziel op. De Heere zei dat ze zwanger was van twee volken, die niet alleen in hun manieren en levensomstandigheden sterk van elkaar zouden verschillen, maar die ook over hun belangen met elkaar in botsing zouden komen, en met elkaar zouden strijden. De  uitslag van die strijd zou zijn dat de eerstgeboren zoon de jongere dienen zou. Deze profetie is vervuld door de onderwerping van de Edomieten aan het huis van David. Een onderwerping die pas tijdens de regering van Joram beëindigd zou worden. ( 2 Kronieken 21 : 8 ) 

Direct na de bevalling merkten de ouders al een groot verschil in uiterlijk tussen de beide jongens op. Ezau voelde ruw aan en was behaard, terwijl Jakob een zacht en onbehaard babyhuidje had. Heel bijzonder! Het bleek al gauw dat er een groot verschil in karakter aanwezig was. Toen ze ouder werden namen ze een totaal verschillende manier van leven aan. Ezau was een man die de buitenlucht ambieerde. Hij ontwikkelde een voorliefde voor de jagerskunst. Jakob was een man die al jong blijk gaf van geloof en Godsvrucht. Hij was oprecht en eerlijk. De naam van Jakob komt van het Hebreeuwse woord dat voor het lichaamsdeel “ hiel “ gebruikt wordt. Het is opmerkelijk dat alleen Ezau later een verwijzing in de mond nam voor de tweede betekenis van het Hebreeuwse woord:  “ bedrieger. “ ( Gen. 27 : 36 ) Deze betekenis kunnen Isaak en Rebekka nooit voor ogen gehad hebben toen ze hun kind voor het eerst in de armen hielden. Ze werd uitgesproken door een woedende en afgunstige broer. Jakob was iemand die liever alleen was en graag afgezonderd leefde. Hij woonde in tenten, een duidelijke indicatie van zijn beroep: schaapherder. Volgens de overlevering bezocht hij vaak de tent van Melchizedek om door hem onderwezen te worden in Goddelijke zaken. Het bleek dat hij al jong de vervulling van de beloften van God zocht. 

Rebekka en Isaak – die alleen deze twee kinderen kregen – namen als vanzelfsprekend elk de zorg voor één van de jongetjes voor hun rekening.  Ze kozen het kind waarmee ze zich het meest verwand voelden. Isaak hield ervan dat Ezau zo actief en avontuurlijk was. Ezau verwende zijn vader door vrolijk voor hem op jacht te gaan en op allerlei wild te jagen. Rebekka dacht dieper na over de beloften van God. Daarom gaf ze haar liefde voor Jakob de voorkeur. Het was niet goed van beide echtelieden dat ze de zorg voor hun kinderen niet beter verdeelden. Onbewust wakkerden zij met hun houding de verschillen tussen Jakob en Ezau aan. 

Op een keer was Jakob eten aan het koken. Toen het eten bijna gaar was, werd het tentdoek opgeslagen en kwam Ezau binnengestormd. Hij had een flinke jachtpartij achter de rug en was moe en bijzonder hongerig. Heerlijke etensgeuren dampten hem tegemoet en deden hem het water in de mond lopen. “ Ik ben doodmoe. Geef me gauw wat van die rode soep die je daar hebt! “ riep hij. Maar dat ging zomaar niet. “ Dan moet je me eerst beloven dat ik later het belangrijkste deel van de erfenis krijg. “ zei Jakob bliksemsnel. 

Ezau – die op dat moment aan geen erfenis dacht – zei ongeduldig: “ Wat kan mij die erfenis schelen? Interesseert me niks. Ik sterf van de honger! “ Maar voordat hij de linzenmoes die zijn broer gekookt had kon bemachtigen stond Jakob ervoor. “ Beloof me eerst plechtig dat ik het belangrijkste deel van de erfenis krijg! “ herhaalde hij zijn verzoek. Ezau beloofde het achteloos. En zo verkocht hij zonder blikken of blozen zijn recht op de erfenis. Jakob gaf brood en rode linzensoep aan Ezau. Zijn broer at en dronk het allemaal gulzig op, en daarna vertrok hij. De erfenis kon hem niets schelen. 

Ezau had een veel goedkopere maaltijd kunnen krijgen dan voor de kosten van zijn eerstgeboorterecht. Zijn motivatie was niet goed. Zijn handelen is een beeld van de mens die voor de kortstondige blijdschap van de genoegens van dit leven zijn of haar deel in God, in Christus, en in de hemel opgeeft. Het handelen van Jakob verdiende ook niet de schoonheidsprijs. Hij maakte misbruik van de hongerige toestand waarin zijn broer zich bevond. Jakobs handelen toonde aan dat hij misbruik maakte van de nood van zijn broer. Zijn houding zet ons aan om na te denken over onze attitude. 

Een hart van werken haalt bevrediging uit de oppepper die het ego ervaart als het iets in eigen kracht voor elkaar krijgt. Dat kan zowel iets godsdienstigs als iets werelds zijn. Waar het om gaat is dat ons hart het gevoel heeft iets bereikt te hebben waar het in kan roemen. Een hart dat gericht is op werken zal proberen om op eigen kracht een steile rotswand te beklimmen. Dat allemaal voor de bevrediging die ligt in het overwinnen van een uitdaging door de eigen wilskracht en het uithoudingsvermogen. Dat is verkeerd als we onze roem niet in de eer van God zoeken. 

Het hart van geloof is radicaal anders. De verlangens van een gelovige zijn niet minder sterk als hij of zij naar de toekomst kijkt. Maar een kind van God wil in alles ervaren wat God voor ons is in Jezus. Onze menselijke natuur wil zelf een hindernis overwinnen, maar de natuur van een wedergeboren christen zoekt ernaar om God verheerlijkt te zien. Dat blijft best wel moeilijk. Maar de Heere wil ons daarbij helpen. 

Alle mooie dingen van de wereld zonder God zouden tenslotte ellende betekenen. Alles zonder God voedt slechts ons ego. Het geloof ervaart graag alles wat de Heere kan doen. Hij werkt in ons de vruchten uit Galaten 5 : 22 . De geschiedenissen van de aartsvaders laten zien dat zelfs zij daar moeite mee hadden. Niets menselijks was hen vreemd. Dat geeft ons moed om te blijven leren van de Heere Jezus Christus. De Man van smarten, die alle proeven van bekwaamheid volledig foutloos afgelegd heeft. 

( De Bijbel in gewone taal, SV met uitleg, SB, MH, Piper )

 

Geef een reactie