Abraham ( 14)

Abraham en Abimelech 

Genesis 21 Op een dag kwam koning Abimelech met zijn legerleider Pichol naar Abraham. Abimelech zei: “ Ik heb gemerkt dat God u altijd helpt. Daarom wil ik met u samenwerken. U woont als gast in mijn land. Wij hebben u altijd goed behandeld. Behandel ons dan ook altijd vriendelijk. En wees eerlijk tegen mij en mijn nakomelingen. Beloof mij dat nu plechtig. “

 Abimelech, de Filistijnse koning van Gerar had Sara tot vrouw willen nemen. Omdat Abraham aan iedereen verteld had dat Sara zijn zus was had hij daar geen kwaad in gezien. Maar in de eerste nacht dat Sara bij hem was kreeg Abimelech een droom. God zei in die droom: “ Abimelech, je zult sterven omdat je deze vrouw bij je genomen hebt. Want ze is al getrouwd. “ Abimelech had nog niet met Sara geslapen, dus hij zei: “ Heer, U doodt toch geen onschuldige mensen? Abraham heeft gezegd dat Sara zijn zus was. En zelf heeft ze dat ook gezegd. Ik kon niet weten dat mijn daad verkeerd was, ik ben onschuldig. “ Daarop zei de Elohim dat Abimelech Sara onmiddellijk naar haar man terug moest laten gaan.. “ Hij is een profeet, en hij zal voor je bidden, zodat je in leven blijft. Maar als je niet naar Mij luistert, zul je sterven. En iedereen die bij jou hoort ook. “ Vervolgens had Abimelech Sara teruggebracht en Abraham verweten dat hij niet eerlijk was geweest. Abimelech was een oprecht man, een vorst. Daarom had hij Abraham schapen, geiten, koeien, slaven en slavinnen gegeven en hem zelfs een aanbod gedaan om in zijn land te blijven wonen. Abimelech had Sara 1000 zilverstukken gegeven als bewijs van haar onschuld. Abraham had tot God gebeden, en de Elohim had op zijn gebed alle vrouwen van Abimelech hun vruchtbaarheid teruggegeven, die Hij hen eerst ontnomen had. 

Al deze gebeurtenissen hadden een diepe indruk gemaakt op de heidense koning. Samen met zijn krijgsoverste had hij een strategisch plan bedacht. Beide mannen konden niet ontkennen dat God met Abraham was. Het leek hen bijzonder aantrekkelijk om een verbond met deze bijzondere profeet te sluiten. Op die manier zou er een stevige en voortdurende vriendschap tussen beide families ontstaan. Beider nageslacht zou daar goed mee zijn en voordeel uit putten. “ Mijn heer, ik heb gemerkt dat God u altijd helpt. Daarom zou ik graag met u samenwerken. U woont als gast in mijn land. Als tegenprestatie vragen wij u vriendelijk om ons goed te behandelen. En wees altijd eerlijk tegen mij en mijn nakomelingen. Beloof mij dat nu plechtig. “ begon Abimelech het gesprek. 

Abraham antwoordde: “ Het moet mij eerst van het hart dat ik kwaad ben over een onenigheid tussen onze knechten. Ik heb hier een waterput laten graven, maar uw knechten zeggen dat het hun put is. “ Abimelech verzekerde Abraham dat hij daar absoluut niets over geweten had. Ze praten wat heen en weer en kwamen er achter dat ze elkaar eigenlijk graag mochten. 

Toen was alle kou uit de lucht en Abraham en Abimelech sloten een verbond dat inhield dat ze voortaan samen zouden werken. Op zijn beurt schonk Abraham Abimelech koeien, schapen en geiten. Tot Abimelechs grote verbazing zette Abraham ook nog zeven lammetjes apart. Op zijn vraag naar de reden hiervan zei Abraham:” die zeven lammetjes zijn van u. Als u ze aanneemt is het duidelijk dat die waterput mij nu toebehoort. “ Het uitwisselen van vriendelijke diensten versterkte de onderlinge liefde. Bovendien bekrachtigde Abraham het verbond met een plechtige eed en gaf dat te kennen door die plaats een nieuwe naam te geven: Berseba, de waterput van de eed. 

Abraham bleef na de sluiting van het verbond vele dagen als vreemdeling in het land van koning Abimelech wonen. In alle vrijheid beoefende hij zijn godsdienst en beleed die openlijk. Hij riep opnieuw de Naam van de Elohim aan. De eeuwige God die er reeds was voor alle werelden, en die er nog zal zijn wanneer er geen dagen en geen tijd meer zullen zijn. 

Het verbond dat Abraham met Abimelech sloot was geen gok. De Elohim was erbij! Je kunt niets verliezen als je je tot God wendt. Het is opvallend dat Abraham na de sluiting van het verbond niet gejaagd verder trok om een belofte te ontdekken waarvan alleen de Elohim het geheim kende. Hij vertrouwde op de God van de beloften, en leefde zijn leven voor Zijn Aangezicht. Abraham eerde de beloften van God door onbevreesd te vertrouwen op de toekomst die de Heere voor hem in gedachten had. Achter deze situatie ligt een diepe overtuiging, namelijk dat God het meest in ons wordt verheerlijkt wanneer wij het meest tevreden zijn in Hem.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *