De stem van de Heer boven de wateren! De God vol majesteit doet de donder rollen. De Heer boven de wijde wateren. De stem van de Heer vol kracht. De stem van de Heer vol glorie! ( Psalm 29 )
Psalm 29 is een typische hymne of lofzang. In dit psalter wordt de Majesteit van de Heer bezongen zoals die zich openbaart in het onweer, poëtisch beschreven als de ‘ stem van de Heer. ‘ Omdat deze uitspraak zeven keer voorkomt wordt de psalm ook wel de hymne van de zeven donderslagen genoemd.
De psalm begint met een oproep : ‘ Erken de Majesteit van de Heer! ‘
Daarna wordt er uitgebreid verslag gedaan van de krachtige stem van de Heer. ( vs 3 – 9B )
Het psalter sluit af met de erkenning van de Majesteit van de Heer. ( vs 9 C- 11 )
Psalm 29 kenmerkt zich door snelle woordherhalingen, waarin je figuurlijk een opeenvolging van donderslagen zou kunnen zien. Ook het gebruikte ritme – waarbij telkens een zinsdeel herhaald wordt – draag bij tot het indrukwekkende karakter van deze psalm.
Er is veel gediscussieerd over de herkomst van het lied. Oorspronkelijk zou het een loflied voor de dondergod Baäl – Hadad zijn geweest, Maar latere verklaarders waren de mening toegedaan dat psalm 29 wel degelijk een van oorsprong een Hebreeuws lied is, dat juist wil laten zien hoeveel groter de macht van JHWH is, ten opzichte van de macht van Baäl, de god van de storm en de donder. Niet Baäl, maar JHWH is de God die boven de donder en de storm regeert. Het is Zijn stem, niet die van Baäl, die alles in het rijk van de natuur in beweging zet. Zijn Naam wordt maar liefst 18 keer genoemd, dat zegt iets over Gods grote invloed en kracht.
De Septuaginta heeft het opschrift van de psalm uitgebreid met de specificatie: ‘ voor het Loofhuttenfeest. ‘ Hieruit kun je concluderen dat de psalm al vroeg een rol speelde binnen de Joodse liturgie.
Psalm 29 begint met een oproep om de Majesteit van de Heere te erkennen!
– Erken de Heer o goden
– Erken de Heer, Zijn macht en majesteit.
– Erken de Heer, de Majesteit van Zijn Naam.
– Buig u voor de Heer in Zijn heilige glorie. ( vgl. psalm 76 : 7, 8 / Deut. 32 : 3 / 1 Kron. 16 : 28, 29 )
Het gaat daarbij om de erkenning van Gods Majesteit en kracht, maar ook om de Majesteit van Zijn Naam. Je ziet duidelijk een oplopende spanning in de vier oproepen, waarbij de laatste een aansporing is om je neer te buigen voor de Heere, onder erkenning van Zijn Majesteit en Macht.
De oproep is gericht aan de ‘ zonen van God ‘. Met deze benaming worden de hemelse wezens bedoeld die voor Zijn troon verschijnen. Dat zijn niet alleen de engelen, maar ook de goden die de seculiere wereld aanbidt. Ook zij moeten zich nederig neerbuigen voor de Heere, terwijl ze Zijn macht en majesteit erkennen. Psalm 29 werd frequent gebruikt in de Israëlische eredienst, daaruit kun je verder concluderen dat ook gewone mensen de woorden van deze psalm mogen gebruiken.
In het middelste gedeelte van de psalm ( vs 3 – 9 ) wordt zeven keer de ‘ stem van de Heer ‘ gebruikt, wat betrekking heeft op de donder en het onweer. In het natuurgeweld komt wel in het bijzonder naar voren dat de Heere Zijn stem laat horen, en dat het om Zijn overweldigende machtswoord gaat. ( vgl Job 26 : 12 / Psalm 74 : 13 – 15 ) Hoe wild en woest het water ook kan zijn, het moet gehoorzamen aan de stem van de Heer, en aan Zijn bevelen. Denk maar aan de schepping ( Gen. 1 : 9, 10 ) de zondvloed ( Gen. 6 – 9 ) en de doortocht van het volk Israël door de Schelfzee ( Exodus 14 – 15 )
De dichter geeft blijk van geestelijk inzicht, en in plaats van dat het natuurgeweld hem angstig maakt, roept hij geestdriftig en vol bewondering en aanbidding uit: ‘ De stem van de Heer is vol kracht! De stem van de Heer is vol Majesteit! ‘
De enorme cederbomen van de Libanon – beroemd om hun imposante hoogte en kracht ( Jes. 37 : 24 ) – versplinteren, en springen omhoog alsof ze zo licht zijn als een veer. Als de Heere Zijn donder laat rollen, blijft er niets van over. Terwijl wij momenteel het loeien van de storm horen, liet de Heere de kracht van Zijn stem horen in de het brullen van de donder. Terwijl er niets overeind blijft staan, blijft de kracht en macht van de Elohim voor de dichter als een paal overeind staan. De steppe van Kades beeft vol ontzag, en schrik. ( vgl psalm 77 : 17 / Hab. 3 : 10 ) De stem van de Heer doet de hinden trillen en rukt het schors van de bomen. Zo blijkt in de natuur de ontzagwekkende en indrukwekkende kracht van God, die bulderend van Zich laat horen.
De erkenning van de Majesteit van de Heere, waarvoor in het begin van de psalm de oproep is gedaan, en in het midden van het psalter de motivatie is aangevoerd, komt in de slotverzen van de psalm tot vervulling. Daar in de hemelse troonzaal roept iedereen vol ontzag: ‘ Majesteit! ‘ Nog een keer klinkt de bevestiging dat de wateren aan de Heere onderworpen zijn. Hij heeft Zijn troon boven de vloed ( vgl ps. 104 :3 ) en laat zo zien dat Hij Koning is tot in alle eeuwigheid. ( vgl psalm 93 : 1 – 4 / 96 : 10 )
De laatste strofe van het lied vestigt onze blik opnieuw vanuit de hemel naar de aarde. Het is duidelijk dat de hemelse majesteitelijke stem van de Heer maar hoeft te spreken, of heel de natuur beeft en siddert.
De Heer wil ons laten zien dat Hij gewoonlijk zijn macht aanwendt om voor ons te zorgen, want stormen, aardbevingen, en noodweer, zijn niet gewoon. Daarom moeten we meer doen dan een foto maken van de storm. We moeten er de macht van God in erkennen, die bruisend en groots afsteekt tegenover onze eigen nietigheid.
Gewoonlijk wendt God Zijn macht aan ten behoeve van Zijn volk. Die belofte blijft van kracht: Hij zal Zijn volk zegenen met vrede en kracht. Hoe gelukkig en veilig ben je met deze God aan je zijde. Werkelijk je hebt niets of niemand anders nodig met deze machtige Vader in de hemel. Dat betekent niet dat gelovigen elkaar niet nodig hebben, maar dat we vervuld zijn met de volheid van God.
Sommige Rabbijnse tradities leggen een verband met de openbaring van de Heere op de Sinaï. Daarbij zou Zijn stem in zeven donderslagen geklonken hebben.(vgl. Ex. 19 : 18 – 19 ) Ook het Nieuwe Testament heeft het over zeven donderslagen in de brief Openbaringen, en is daarom een duidelijke echo op deze psalm. ( Openbaringen 10 : 3 – 6 ) Het is erg mooi en ontroerend om op te merken dat daar de vervulling plaatsvindt van de oproep uit psalm 29. De hemelse wezen knielens neer voor de troon van God, terwijl ze Zijn macht en majesteit erkennen. In deze erkenning en aanbidding deelt ook onze dierbare Heere Jezus Christus.
( Openbaringen 4 : 11 / 5 : 9 – 13 )