Handelingen 22 : 1 – 24
Hoewel Paulus met dikke ketenen gebonden was, mankeerde er niets aan zijn spreekvaardigheid. Vlak voor hij de kazerne binnengebracht werd, vroeg hij in het Grieks aan de officier “ Mag ik u iets vragen? “ De officier viel achterover van verbazing dat hij zijn arrestant in het Grieks hoorde praten. “ Wat zegt u daar? Ik dacht dat u de beruchte Egyptenaar was die hier kortgeleden een opstand wilde beginnen, en samen met vierduizend moordenaars naar de woestijn gegaan is. “ zei hij. “ Welnee! “ antwoordde Paulus. Ik ben een Jood uit Tarsis in Sicilië. Ik kom uit een belangrijke stad! “ Paulus bleef kalm en rustig en maakte van de verwarring van de officier gebruik om tot het uiterste te gaan om de kerkleiding en het volk alsnog voor het geloof in Jezus Christus te winnen. “ Ik zou graag van de gelegenheid gebruik maken om de mensen hier toe te spreken. “ Voordat de verblufte officier het besefte, had hij Paulus toestemming gegeven.
“ Broeders en zusters, en u, leden van het Sanhedrin, luister naar mijn verdediging.” riep Paulus in het Hebreeuws, de volkstaal. Hij gaf een teken met zijn hand, en het rumoer verstomde.
“ Vrienden, en leiders van het volk! Ik ga jullie uitleggen dat ik niets verkeerd gedaan heb. Laat ik me voorstellen. Ik ben een Jood, geboren in Tarsus in Sicilië, maar ben in deze stad opgegroeid. Ik ben leerling van Gamaliël geweest, en strikt volgens de voorschriften van de wet van onze voorouders opgevoed. Ik ben een vurig dienaar van God. U heeft vandaag laten blijken dat u dat ook bent. Eens vervolgde ik de aanhangers van de Weg tot de dood. Ik heb mannen en vrouwen op laten sluiten, dat kunnen de hogepriesters en de hele raad van oudsten bevestigen, want ze schreven zelf mijn referenties voor onze broeders in Damascus.
Het was overduidelijk dat Paulus een respectabel man was, afkomstig uit een stad van goede naam en faam. HIj was een vrije burger en geen slaaf. Dat waren uitspraken die er niet om logen. Het werd steeds stiller, de mensen beseften dat ze wel erg tekeer gegaan waren tegen iemand die feitelijk boven hen stond. Ze bleken te doen te hebben met een geleerd en vrijzinnig mens die in Jeruzalem gestudeerd had. De voornaamste plaats van de Joodse intelligentie! Bovendien was hij door een professor onderwezen, Gamaliël was een respectabele naam die overal met respect uitgesproken werd. Met een paar woorden had Paulus aangegeven dat hij nog steeds diepe eerbied en achting voor de oude traditie had. UIt zijn hevige acties was overduidelijk gebleken dat hij niet alleen een hoorder, maar ook een dader van de wet was geweest. Hij had gedacht dat het allemaal voor God was. Paulus noemde deze feiten expres, omdat hij wilde laten merken dat hij begrip kon opbrengen voor de volkswoede die zich tegen hem gekeerd had. Maar hij ging verder. Met enkele woorden vertelde hij over de grote ommekeer die plaatsgevonden had toen hij op weg naar Damascus was. Hij was van plan geweest om een nieuwe pogrom tegen de Joden te beginnen. Maar, Jezus Christus was met grote kracht en heerlijkheid aan hem verschenen. Hemel en aarde werden bewogen om hem van een vijand van Jezus in een vriend te veranderen. De menigte – gewend aan de Joodse retoriek en het bespreken van de zaken die de Wet van God aangingen – luisterden onwillekeurig. Paulus was een begaafd spreker, en hij zei bijzondere dingen. Zoiets hadden ze nog nooit gehoord.
Jezus was aan hem verschenen, en de ogen van Paulus waren verblind geraakt door het felle licht dat Hem beschenen had. Als een blinde had God hem met een treurige vraag neergesabeld: “ Saul, Saul, waarom vervolg je Mij? “ Vervolgens had Jezus hem verklaard dat Hij Degene was waar Paulus zo`n hekel aan had. Daarna verwees hij Paulus naar Damascus. Zijn vrienden hadden hem daar gebracht. Later had een man, Ananias , de opdracht van God gekregen om Saulus over zijn toekomst te informeren. Opnieuw noemde Paulus een naam van iemand die bij alle geledingen van het volk in aanzien stond. Ananias was een vroom man die de Wet naleefde. De redenatie van Paulus was waterdicht, niemand kon er iets tegenin brengen. Paulus, de rasevangelist, gebruikte de trappen van de kazerne als een preekstoel en bad of God mensenharten wilde bekeren. Haarfijn vertelde hij zijn roeping en bekering. “ Toen zei Ananias tegen mij: De God van onze voorouders heeft jou uitgekozen. Hij zal jou Zijn plannen bekendmaken. Hij heeft je uitgekozen om Jezus Christus te zien en Zijn stem te horen. Je zult alle mensen over Hem vertellen. Je zult vertellen wat je gehoord en gezien hebt. Twijfel niet, sta op en laat je dopen. Als je tot Jezus bidt, zal het water van de doop je zonden wegwassen. Zo ging ik terug naar Jeruzalem. Ik ging naar de tempel om er te bidden. Tijdens mijn gebed zag ik de Heer die mij gebood zo snel mogelijk uit Jeruzalem weg te gaan, omdat niemand mijn verhaal zou geloven. Toen ik tegenstribbelde zei de Heer dat ik absoluut moest gaan, om andere volken het Evangelie te brengen. God verzekerde mij dat niemand in Jeruzalem mijn getuigenissen aan zou nemen. “
Al die tijd hadden de Joden hun mond dichtgehouden. Maar toen ze de laatste woorden van Paulus hoorden werden ze opnieuw woedend. Ze schreeuwden zo hard ze maar konden: “ Weg met hem! Hij moet dood! “ Ze waren zo woedend dat ze hun jassen op de grond gooiden en stof in de lucht wierpen.
Zo werd de profetie van de Heere vervuld. De officier beval zijn soldaten: “ Neem Paulus mee de kazerne in en gesel hem. Dan zal hij ons de waarheid wel vertellen! “