Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de Geest vooral naar die van de profetie.
1 Korintiërs 14: 1
Paulus herhaalde de opdracht om te streven naar de gaven van de Geest. Hij verbond hiermee thema`s uit de twee voorafgaande hoofdstukken van de Korinthebrief. Liefde is noodzakelijk ( 13: 1 – 13) en profetie hoort bij de hoogste gaven van de Geest ( 12: 31). Hij spoorde zijn lezers aan om vooral de gave van de profetie na te jagen. Met deze term bedoelde hij hier het overbrengen van een door God ingegeven boodschap. Daarmee kun je volgens Paulus mensen bemoedigen en troosten en de gemeente van Christus opbouwen.
Door dit onderwerp bij de kop te pakken raakte Paulus een thema dat vaak in teksten uit de vroege kerk aan bod kwam: ‘God spreekt op verschillende manieren rechtstreeks tot Zijn kinderen.’ De vroege Kerk stond niet alleen in deze overtuiging. Communicatie met het Goddelijke was in die tijd een belangrijk onderdeel van het religieuze leven, ook in andere religies en culturen.
De schrijvers gingen daarbij – net als Paulus – uit van lezers die openstonden voor communicatie met God. Paulus adviseerde om daar vurig naar te verlangen. Wij zijn tegenwoordig veel minder vertrouwd met het idee dat God ook op een bovennatuurlijke manier rechtstreeks met Zijn kinderen communiceert. Maar volgens veel gelovigen vandaag de dag is het nog steeds mogelijk om een antenne te ontwikkelen voor het begrijpen en doorgeven van wat de Heere God tot ons zegt.
Wat bedoelde Paulus precies met de opdracht om de liefde na te streven? Met zijn woordkeus sluit dit vers naadloos aan bij 1 Korinthe 12: 31. ‘ Richt u op de betere gaven, maar eerst wijs ik u een weg die nog voortreffelijker is. ‘ Om vervolgens het onderwerp ‘ de liefde ‘ te gaan behandelen.
De liefde staat niet tegenover de gaven van de Geest, helemaal niet zelfs. Liefde moet de basis zijn van al ons streven. Pas daarna komen de geestesgaven, de ‘pneumatica’ : de gaven van de Geest. In de grondtaal staat hier eigenlijk: ‘de uitingen van de Heilige Geest.’
Het streven vanuit de motivatie van de liefde vormt de achtergrond van alles wat er in de gemeente van Christus gebeurt. En dan moet je vooral denken aan de gaven waarmee de andere gelovige – onze naaste – opgebouwd en gezegend wordt. Belangrijk is het feit dat de geestesgaven voor iedereen opbouwend en begrijpelijk moeten zijn. Daarom voegde Paulus hier nog aan toe: ‘ vooral opdat jullie profeteren.’
Profeteren krijgt in de brieven van Paulus voorrang. Dat is begrijpelijk, omdat het een gave is die onze medemensen behoort op te bouwen, te bemoedigen en te troosten. Dat hadden de mensen in Korinthe toen nog niet zo in de gaten. Ze gaven meer aandacht aan het spreken in tongen of talen. Het was niet zo dat Paulus deze gaven niet goed of belangrijk vond. Het spreken in tongen of talen was een uiting van het persoonlijke gebed van de gelovige. Iets heel moois en noodzakelijks. Maar er was meer. Alles wat er op het gebed ontvangen wordt, mogen en moeten wij niet voor onszelf houden. God geeft ons gaven om daarmee de ander te versterken.
Natuurlijk mogen we niet aan onszelf voorbijgaan. In de meeste beschrijvingen van de vervulling met de Heilige Geest wordt er wel gesproken over de gave van het spreken in tongen of talen maar er wordt gezwegen over het feit of de toehoorders dit ook begrijpen. ( Handelingen 10: 46/ 19:6) De Heilige Geest spreekt tot ons door God de Vader en wel in gebed of lofprijzing. ( zie ook Rom. 8: 26,27)
En zo ervaart de gelovige dit ook. Je kunt stellen dat de gelovige eerst zelf genieten mag van wat God hem of haar wil geven. Dat is geweldig mooi. We hongeren allemaal naar de heerlijkheid van God, niet naar het eigen ik. Als je tijdens de zomervakantie een berg beklimt in Zwitserland, Frankrijk, of Italië, dan doe je dat niet om je gevoel van eigenwaarde te vergroten.
Waarom ga je er dan naartoe? Omdat er voor onze ziel veel meer geluk en genezing te vinden is in het zien van Gods grootheid dan van het beschouwen en overdenken van het eigen ik.
Wat is er ondenkbaarder in een onmetelijk en glorieus heelal dan een mens die voor de spiegel staat, op het stipje dat aarde heet, en probeert zijn waarde te vinden in zijn zelfbeeld? Het is intens droevig als dit ons evangelie zou zijn.
Het evangelie is dit: in de duisternis van ons bezigzijn met onszelf heeft de lichtglans geschenen van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is. ( 2 Kor. 4: 4 )
In het Evangelie van Jezus Christus gaat het om de heerlijkheid van Christus. Als het al om ons gaat, dan is het omdat God ons genadig in staat stelt vreugde te beleven aan de verheerlijking van Hem.
Het meest liefdevolle dat Jezus voor ons kon doen was niet de gave van de profetie, hoe mooi die ook is. Het was ook geen verlossing, vergeving, rechtvaardiging, verzoening, heiliging of kindschap van God. Al deze grote wonderen leiden ons naar iets groters. Een uiteindelijk doel. Jezus heeft het zelf genoemd toen Hij zei: ‘ Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn om Mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt.’ ( Johannes 17: 24).
In het evangelie zien en genieten wij ten volle van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd. ( 2 Kor. 3: 18) Wie iets van deze heerlijkheid ziet en door mag geven, bezit iets van de mooiste gave van de Geest: de profetie.
De heerlijkheid van God zien maakt ons los van onze obsessie voor onbenullige dingen. Het opent de ogen van ons hart!