1 Samuël 1 : 1-20

In de eerste zeven hoofdstukken van dit Bijbelhoofdstuk speelt de profeet Samuël een centrale rol. Beginnend bij zijn geboorte wordt beschreven hoe hij na een langdurige crisis de regering van het land op zich neemt. De chaotische situatie die ons hier voor ogen wordt geschilderd lijkt precies op de tijd van de Richteren. Ook in die tijd deed iedereen maar wat goed was in hun ogen. Het was gewoon een bende in het hele land!

1 Samuël 1 begint met de beschrijving van een man die de vader van Samuël zal blijken te zijn. Hij komt uit Ramataïm Sofim, een plaats uit het Benjaminitische gebied. Op andere plaatsen in de Bijbel wordt deze plaats ook wel Rama genoemd. Elkana – zo heet de man – behoort tot de stam van Levi. Jerocham, Elihu, Tocho en Suf zijn vier voorouders van hem die in de Bijbel genoemd wordent. We weten verder niets over deze mannen. Elkana heeft twee vrouwen, Hanna en Peninna. Peninna is in het gelukkige bezit van zonen en dochters, maar Hanna is onvruchtbaar. Wanneer je in het Oude Testament onvruchtbaar was dan betekende het dat de goden je kwaadgezind waren. Het Oude Testament vatte onvruchtbaarheid bijzonder ernstig op. ( Genesis 30: 1). Een kinderloze vrouw werd gezien als iemand die niet door God aanvaard werd. Hanna vond het natuurlijk vreselijk dat ze geen kinderen had. Ze leed daaronder. Haar verdriet werd nog verdiept door het feit dat ze elk jaar met de hele familie naar Silo reisde om er de jaarlijkse offers aan God te brengen. De hele familie van Elkana reisde mee naar Silo. Elkana was gewend om daar eer aan God te brengen en de Heer van de hemelse machten met offers te vereren. 

Het hele offerfeest van Elkana wordt door verklaarders niet als een normaal ritueel gezien. Waarschijnlijk was het een onbekend feest dat in Silo werd gevierd. Elkana liet zien dat hij de God van hemel en aarde eerde en in Woord en Daad aanbad. In die tijd zwaaiden Hofni en Pinehas, zonen van Eli de scepter in het heiligdom. Het lijkt erop dat Eli te oud was om dienst te doen als hogepriester. ( 1 Samuel 4: 15/ Num. 8: 23-26). 

Bijzonder in dit Bijbelgedeelte is dat de Heere hier ‘ God van de legermachten ‘ genoemd wordt. Met deze Naam wordt JHWH aangeduid als Aanvoerder van de aardse en hemelse legermachten. De Almachtige. 

Elkana maakte alle dingen gereed om de Heere een slachtoffer te brengen. Een slachtoffer is een offer waarbij er slechts een deel van het offer aan God gegeven werd. De vette delen en delen van de lever en de nieren. ( Leviticus 3: 3,4). Het grootste deel van het vlees was bestemd voor de offeraar, voor de priester en zijn familie. Het offerfeest vooral een vreugdevol gebeuren. De mensen waren vol blijdschap voor alle goede dingen die JHWH gegeven had. Elkana gaf, zoals het een goede huisvader betaamde, een deel van het offer aan Peninna en haar kinderen. Peninna vond het geweldig mooi en genoot van de attenties die Elkana haar gaf. Elkana bedacht Hanna met een speciaal deel. Hij was bewogen en verdrietig om de hele situatie omdat hij veel van haar hield. Elk jaar opnieuw werd Hanna extra geconfronteerd met haar achtergestelde positie. Peninna had een uiterst negatieve houding tegenover Hanna. Deze houding had waarschijnlijk te maken met de kinderloosheid van Hanna maar kwam waarschijnlijk ook voort uit jaloezie van Peninna omdat Elkana zoveel van Hanna hield. Peninna wordt afgeschilderd als de tegenstander van Hanna die haar voortdurend tot het uiterste tartte. Hanna voelde zich meer en meer weggedrukt en neergeslagen. De hartenpijn van Hanna nam zulke grote proporties aan dat ze op een gegeven moment wanneer ze naar Silo was gegaan een rouwklacht uitte en niet van het offervlees at. Elkana zag de hele situatie met lede ogen aan. Hij vroeg Hanna waarom ze niet at, steeds maar huilde en zo verdrietig was. Hij stelde haar zelfs de vraag of hijzelf haar niet veel meer waard was dan dat tien zonen dat zouden zijn. Helaas hielp het allemaal niets. 

Na de offermaaltijd stond Hanna op en ging naar het heiligdom om te bidden en het aangezicht van de Heere God te zoeken. De oude priester Eli zat op zijn stoel bij de deurpost van de tabernakel. Hij zag Hanna naar binnen gaan. In tranen vertelde Hanna al haar leed aan God. Terwijl de tranen over haar gezicht stroomden, stortte ze haar hart uit voor God. Ze legde een gelofte af terwijl ze  JHWH aanriep als de Heer van de legermachten. ‘ Machtige Heer, ziet U hoe moeilijk ik het heb? Vergeet mij niet maar denk aan mij. Geef mij alstublieft een zoon. Dan beloof ik dat ik hem aan U terug zal geven. Hij zal U zijn leven lang dienen. Als teken daarvan zal zijn haar nooit geknipt worden. ‘ 

Hanna bad verder. Haar woorden staan niet opgetekend in de Bijbel. Toen haar gebed maar duurde, ging Eli naar binnen om een kijkje te nemen waar ze gebleven was. Hij zag haar bidden terwijl haar mond bewoog. Toch hoorde hij haar niet. Daarom dacht Eli dat ze dronken was. ‘ Hee zeg, ga je hier nog lang mee door? Je bent dronken. Ga weg en zorg dat je weer nuchter word. ‘ riep hij boos. Maar Hanna zei: ‘ Nee, ik ben niet dronken, helemaal niet zelfs. Ik ben erg ongelukkig, en heb al mijn zorgen bij God gebracht. Denk niet dat ik een slechte vrouw ben. Ik heb niet opgehouden om de God van de legermachten te aanbidden en Zijn Naam aan te roepen. ‘ 

Het moet Eli vreemd te moede zijn geweest. Terwijl hij in zijn hart moet hebben geweten dat zijn zonen een loopje namen met de godsdienst en met de eerbied voor God was er hier een vrouw die vurig tot God gebeden had. 

‘Ga nu maar rustig naar huis. De God van Israël zal je geven waarom je gevraagd hebt. ‘ zei hij. ‘ Dankuwel heer ‘ zei Hanna. Ze stond op en ging terug naar haar familie, blij en dankbaar met de zegen die haar werd toebedeeld. Toen ze terug bij Elkana kwam was er iets aan haar veranderd. Ze was niet langer verdrietig, maar begon opgewekt te eten. 

De volgende morgen ging het hele gezelschap al vroeg voor de laatste keer naar de tabernakel. Ze knielden neer voor het aangezicht van God. Waarschijnlijk werd er opnieuw een zegen over hen uitgesproken. Daarna ging het hele gezelschap terug naar Rama. Elkana sliep met zijn vrouw Hanna en de Heere dacht aan haar. Hanna werd zwanger en kreeg een zoontje. Vol blijdschap noemde ze het jongetje:  ‘ Samuël ‘. Dat betekent: God heeft gehoord. Hanna vergat God niet nu Hij Zijn beloften vervulde,  maar gaf met de naamgeving van haar zoon aan dat God haar gebeden had verhoord.