1 Korintiërs 9 ( 1 )

‘ Ik pas me dus altijd aan, aan alle mensen met wie ik omga. En dan zijn er altijd wel een paar die gered zullen worden omdat ze gaan geloven. Zo doe ik mijn best om aan iedereen het Goede Nieuws te vertellen. En ik hoop dat ik ook zelf in Gods nieuwe wereld kom. ‘ ( 1 Korintiërs 9: 23) 

Het onderwijs van Paulus werd ineens gestaakt. Pas in 1 Kor. 10: 14 ging hij verder met zijn lessen. Wat was de reden van deze pauze? Een van de kernwoorden in dit bijbelgedeelte is het woord ‘ exousia ‘ wat ‘ gedrag, zeggenschap, of bevoegdheid’ betekent. Er waren namelijk mensen in Korinthe die kritiek hadden op zijn manier van leven. Daarom erkenden ze zijn gezag als apostel niet. Ze begrepen er niks van dat Paulus nooit gebruik gemaakt had van zijn rechten als apostel omdat hij totaal anders te werk ging dan ze gewend waren van de andere apostelen. 

Paulus pakte het gemopper van de gemeenteleden effectief aan. Hij stelde ze wat vragen. De eerste vraag was: ‘ Ben ik niet vrij? ‘ Het antwoord moesten de mensen hem schuldig blijven. Inderdaad, hij had van zijn kant alleen maar gegeven en nooit iets aangenomen waardoor hij van iemand afhankelijk zou worden. 

Zijn tweede vraag luidde: ‘ Ben ik geen apostel? ‘ De titel ‘ apostolos ‘ betekent: ‘ gevolgmachtigd afgezant van Jezus Christus.’ Om zo`n titel te ontvangen moet je persoonlijk geroepen en uitgezonden te zijn door de Here. Dat gold zonder meer voor de uitzending van de twaal apostelen ( Lucas 6: 13 / Hand. 1: 2 ). Voor Paulus lag dat anders. Zijn roeping was uniek en vond op een wonderbaarlijke manier plaats. Meer dan eens was de Here aan hem verschenen. Dat kun je lezen in 1 Kor. 15: 8-11 en 2 Kor. 12: 1, om nog maar te zwijgen van de gebeurtenissen rondom zijn reis naar Damascus ( Hand. 9: 17) en in Jeruzalem. ( Hand. 22: 17) waar hij als apostel voor de heidenen geroepen was. 

Sommige bekeerlingen trokken dat allemaal in twijfel, en daarom vroeg Paulus hen: ‘ zijn jullie niet zelf mijn werk in de Here? ‘ Ja daar was niets tegenin te brengen. Ze vormden met z`n allen het absolute bewijs van levensveranderende genade. Dit had Paulus door de Heilige Geest die in hem was tot stand mogen brengen. 

Voor anderen was Paulus misschien geen echte apostel, maar dat waren meestal christenen met een Joodse achtergrond. Mensen die de besnijdenis en het houden van de joodse wetten nog steeds verplicht wilden stellen. Maar in Korinthe lag dat heel anders. Zij hadden hun bestaan als gelovigen aan Paulus` bediening te danken. Als zij hun bediening in twijfel zouden trekken, dan zouden ze aan hun eigen bekering moeten twijfelen. ‘ Jullie zijn het zegel op mijn apostelschap’ schreef Paulus. En zo was het ook. 

Paulus ging verder met het uitwerken van zijn bewijzen zoals hij dat op ongeëvenaarde wijze geleerd had op de school van Gamaliël. Zo zie je dat alles in ons leven voor ons bestwil is als Gods genade en de Heilige Geest erbij komen. Alles wat Paulus vroeger tegen de christenen had gebruikt, zette hij nu in ten dienste van het koninkrijk van God. Wat een zegen, ook voor ons die eeuwen na hem zijn geboren!