1 Korintiërs 12:1-11

Contextualisatie rondom de brief aan de gemeente van Korinthe 

Het zogenaamde ontmythologisering programma is een poging om de kloof tussen de wereld van de Bijbel en het moderne denken te overbruggen. De term voer terug op de visie van de Duitse theoloog Rudolf Bultmann ( 1884-1976). De wereld waarin de Bijbel is ontstaan is volgens deze theoloog gekenmerkt door een voorwetenschappelijk ‘ mythisch denken’, dat wil zeggen een manier van denken en ervaren die de wereld verklaart aan de hand van bovennatuurlijke machten. ( God, goden, engelen, demonen, magie). Deze wereld heeft geen weet van natuurlijke, door natuurwetenschappelijk onderzoek vastgestelde verklaringen. Dit wereldbeeld zou niet zomaar een-op-een over te zetten zijn naar ons moderne wereldbeeld. Zo was het ook in de gemeente van Korinthe, een gemeente die bestond uit mensen die afkomstig waren uit totaal verschillende sociale achtergronden. ( Bijbel met bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap ). 

In de oudheid zouden de mensen de wereld gezien hebben als een gebouw met drie etages: de aarde ( het domein van het gewone dagelijkse leven ), daarboven de hemel ( de woonplaats van God en van de engelen), en eronder de onderwereld ( de plaats van pijniging, bewoond door de duivel en zijn demonen.)
De aarde zou het domein zijn waar mensen hun leven leiden, en vooral ook het terrein waarop geestelijke wezens hun macht doen gelden. Demonen kunnen mensen tot slechte daden aanzetten. Ze kunnen hen schade toebrengen. Maar ook God en Zijn engelen kunnen mensen sturen en beschermen, bovennatuurlijk inzicht geven en richting wijzen. 

Met andere woorden: de mens is overgeleverd aan boven- en benedennatuurlijke machten, die goede en kwade machten zijn. Engelen zowel als demonen. Het leven binnen de gemeente van Korinthe was hiervan het levende bewijs. Er is nauwelijks enige samenhang te ontdekken tussen alle problemen waarmee de Korintiërs te maken hadden. Als die samenhang er zou zijn dan zouden we wellicht beter begrijpen waarom er zoveel problemen in Korinthe voorkwamen en waarom de gelovigen zich daarin schikten. ( Studiebijbel in Perspectief ) 

Dit zogenaamde primitieve mens- en wereldbeeld dat typerend zou zijn voor de wereld waarin de Bijbel ontstond zou geheel met het Bijbelse denken vervlochten zijn. Maar voor de moderne mens die opgegroeid is met het oorzaak-gevolg denken en die alles via natuurlijke weg probeert te verklaren zou dit mens- en wereldbeeld onbegrijpelijk, ongeloofwaardig, en onaanvaardbaar zijn geworden. Het is zelfs een struikelblok geworden om de boodschap van het evangelie te kunnen begrijpen. ( 1 Kor. 1:23) 

Daarom was er een radicale ingreep nodig om de boodschap- de verkondiging van geloof en genade – de prediking van het kruis opnieuw in al haar kracht te kunnen horen. De apostel Paulus heeft dit onderkend en er zijn uiterste best voor gedaan om de eeuwenoude boodschap van het heil zodanig te brengen dat de gemeente van Korinthe die zou begrijpen, en daarnaar zou willen gaan leven. 

Het ging Paulus  erom de bedoeling van de boodschap van de Bijbel te achterhalen, en alles wat het begrip ervan in de weg stond, weg te nemen of anders te interpreteren. 

Er bestaat geen enkel aanknopingspunt waarop het menselijk geloof zich kan baseren dan op de verkondiging van de gekruisigde Christus ( 1 Kor. 2: 1-5). Deze Jezus kan alleen maar in geloof worden aangenomen, of anders worden verworpen. 

Met het geloof in Jezus Christus begint er een nieuw leven voor elk wedergeboren kind van God. Het leidt echter geen twijfel dat de nieuwe levensweg voor elk van die kinderen anders is, om de eenvoudige reden dat iedereen ergens anders vandaan komt. Denk maar aan : nationaliteit, ras, leeftijd, en de omstandigheden waaronder iemand geboren en tot geloof gekomen is. Zo was het ook in de gemeente van Korinthe.  

In de brief die Paulus vanuit de gemeente van Korinthe had gekregen ging het in hoofdstuk 12 voornamelijk over de gaven van de Geest.  Paulus baseerde de richtlijnen die hij gaf op het gemeenschappelijk belang, lees:  op de onderlinge liefde en en opbouw van de gemeente. Tegelijkertijd vergat hij het getuigenis niet dat er van de gemeente naar buiten toe uit moest gaan. In tegenstelling tot wat de Korintiërs dachten kwamen er in de eredienst niet allemaal individuen samen maar waren de samenkomsten gemeenschapsgebeurtenissen waarbij ieder gemeentelid zijn eigen plaats innam. Iedereen werd geroepen om mee te doen. Mannen zowel als vrouwen, rijken zowel als armen. Paulus wilde dat de gemeenteleden meer informatie kregen over de verscheidenheid aan gaven die elk van de gemeenteleden van God ontvangen had. Niet alles wat er gebeurde in de gemeente was geïnspireerd door de Heilige Geest. Het vroegere heidendom waarvan de gemeenteleden zich bekeerd hadden,  kende ‘geestvervoeringen’, en onder invloed van boze geesten uitgesproken boodschappen, de zogenaamde ‘ orakelspreuken’. Waarschijnlijk waren er nog resten van dit soort geestvervoeringen overgebleven in de gemeente van Korinthe.  Er bestond dus verschil tussen het spreken van de Heilige Geest en het spreken van boze geesten. 

Een kenmerk van het werk van de Heilige Geest is dat Jezus Christus als hoogste Heer wordt erkend. Vanuit hun heidense achtergrond kenden de Korintiërs helaas nog allerlei uitingen die door boze geesten waren ingegeven. Nu ze bekeerd waren moest het voortaan om het werk van de Geest gaan die Jezus Christus verheerlijkte. De Heilige Geest getuigt over de menswording en verheerlijking van Jezus Christus. ( 1 Johannes 4:2/ Johannes 16:14). 

Het zou zomaar kunnen dat er ooit tijdens een verkondiging van Paulus een keiharde vervloeking door de tempel of synagoge was geroepen. De verkondiging van het Evangelie van Jezus kan het beste maar helaas ook het slechtste in mensen tevoorschijn roepen. De woorden ‘ Jezus is Heer ‘ vormden de vroegste christelijke belijdenis. ( vlg. Hand.2:36/ Romeinen 10:9) 

Kan deze erkenning echt alleen maar uitgesproken worden onder invloed van de Heilige Geest? Paulus had het over ‘gedreven’ spreken. Je zou ook kunnen zeggen: ‘geïnspireerd’ spreken. ‘ Er ging grote kracht en energie van uit. Zulk soort spreken was ongetwijfeld door de Heilige Geest van God ingegeven. 

In de Septuaginta was het woord ‘Kurios’ de gangbare vertaling voor het woord ‘ Jahweh’, een aanduiding voor God.
‘ Jezus is Heer’ betekent dat de spreker gelooft en belijdt dat de mens Jezus die hier op aarde leefde, aan God gelijk is. Ze betekent ook dat Jezus heerschappij heeft over alle gebieden van je leven. 

Alle geestesgaven binnen de christelijke gemeente moesten Jezus Christus verheerlijken. De gaven zelf konden ondertussen totaal verschillend zijn. 

Om maar een voorbeeld te noemen: Je had de pneumatica – geestelijke gaven, en de charismata- genadegaven. Deze gaven waren als een genade aan mensenkinderen gegeven. Ze kwamen allemaal van de Heilige Geest vandaan. 

Paulus heeft het belang van deze uitleg onderstreept omdat er binnen de gemeente van Korinthe onenigheid was  over het belang van de gaven. De mensen vonden de ene gave belangrijker dan de andere. 

Daarmee sloegen ze de plank finaal mis. Het was niet zo dat het spreken in tongentaal belangrijker was dan de gave van een groot geloof bijvoorbeeld. Er was verscheidenheid van bedieningen, maar het ging om dezelfde Heer. 

Terwijl het ene gemeentelid woorden van wijsheid kon spreken, kon de ander door dezelfde Geest geleid, een woord van kennis doorgeven. Iemand anders had de gave van een groot geloof. Weer iemand anders ontving de gave om te genezen. Weer iemand anders had de gave om wonderen te doen, en een ander de gave van de profetie. Er waren mensen die de geesten konden onderscheiden, en wisten of iets van de Heilige Geest vandaan kwam, of niet, en er waren er die de gave van de talen hadden. Weer anderen konden die talen uitleggen. Er waren ook gemeenteleden die in klanktaal konden spreken. 

Wat mensen ook aan gaven ontvingen, alle gaven waren afkomstig van de Heilige Geest. Hij was het die mensen gaven schonk, zoveel als het God goed dacht.  

Zoals ons lichaam uit veel verschillende delen opgebouwd is, zo is de gemeente als het lichaam van Christus opgebouwd uit mensen die begiftigd zijn met allerlei soorten gaven. Alle gemeenteleden hadden elkaar nodig zoals een lichaam ook alle ledematen nodig heeft om één geheel te vormen. In de oudheid werd het beeld van het lichaam geregeld gebruikt om daarmee een sociale groep aan te duiden en dan met name om daarmee te willen zeggen dat een ieder op zijn eigen plaats behoorde te blijven. Maar de apostel Paulus gebruikte het beeld van het lichaam om daarmee te wijzen op de verschillende gaven die nodig zijn in de gemeente, en op de afhankelijkheid van elk gemeentelid ten opzichte van de overige gemeenteleden. 

Er zijn verschillende gaven maar er is één Geest. Er zijn verschillende dienende taken maar er is één Heer. Er zijn verschillende uitingen van bijzonder kracht maar het is één God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrengt. In iedereen die wedergeboren is, is de Geest zichtbaar aan het werk ten bate van de gemeente. 

Het is geweldig mooi wanneer deze door Paulus genoemde zaken werken binnen een gemeente . De heerlijkheid van Jezus, in de kracht van Zijn opstanding tot onoverwinnelijk leven en almachtig gezag, zal dan weerspiegeld worden in de blijde aanbidding van wedergeboren heiligen. Zij zullen hier op aarde al in harmonie met elkaar God verheerlijken. En eens zullen ze dat voor eeuwig mogen voortzetten in de hemel