1 Korintiërs 1 : 4-7

Ik dank mijn God altijd voor u omdat Hij u in Christus Jezus Zijn genade heeft geschonken. Door Hem bent u in elk opzicht rijk geworden. Alles wat u zegt, en al uw kennis bewijst dat het getuigenis van Jezus Christus bij u verankerd is. HIerdoor ontbreekt het u, terwijl u wacht op de komst van onze Heer Jezus Christus aan geen enkele gave van de Geest. 

Paulus was het gewend om altijd eerst voor zijn lezers een dankgebed uit te spreken, voor alles wat de Heere in hun levens had gedaan. ( Romeinen 1; 8/ Filip. 1:3 / 1 Tess. 1: 2 / 2 Tess. 1: 3 / Filemon 1: 4 ) 

Paulus dankte God altijd voor de gemeente. Dit ‘ altijd’ is een aanwijzing voor het feit dat Paulus een man van gebed was. Hij waakte dagelijks met voorbede en dankzegging over de gemeenten die hij onder zijn hoede had en waarvoor hij zich verantwoordelijk voelde ( vlg. 2 Kor. 11: 28 ) 

De reden waarom hij dankte was de genade van God, gegeven in Christus Jezus. Met ‘ genade ‘ wordt bedoeld: alles wat God gegeven en bewerkt had in Christus Jezus. ( Rom. 3: 24/ 6: 23 / vlg. Rom. 12: 6 ) 

Het blijkt uit vs 5-7 dat Paulus bij ‘genade’ vooral dacht aan de genadegaven van de Heilige Geest. Voor deze gaven daar moesten de mensen alleen maar dankbaar zijn, ze boden geen reden om er zichzelf op te verheffen. Sommige mensen deden dat, maar Paulus maakte daar korte metten mee. Alle gaven konden alleen maar tot hun recht komen in een setting van voortdurende gemeenschap en geloofsverbondenheid met de Heere. Mensen die dat beseften voelden zich ten allen tijde in eerste instantie afhankelijk van de Heere Jezus Christus. 

De gemeenteleden van Korinthe waren ‘in alle opzichten rijk gemaakt in Hem’ aldus Paulus. Daarbij moet je in gedachten houden dat het niet om materiële rijkdommen ging, maar om geestelijke rijkdommen, afkomstig van de Heere God. ( vgl. Rom. 2: 4/ 2 Kor. 8: 9 / 9: 11 / Filip. 4: 19 ) 

In de eerste plaats ging het Paulus altijd om de verlossing die zijn lezers van God ontvangen hadden. Het ging in het bijzonder om de gaven van de Heilige Geest, die alleen maar beschikbaar waren dankzij hun verbondenheid met Jezus. 

De gaven openbaarden zich op twee manieren: ‘in alle Woord en in alle kennis.‘ ( vlg. 2 Kor. 8;7) Het woord is niet gewoon een boek, of een tijdschrift,  het gaat om het geïnspireerde Woord van God. Dat Woord uitte zich in de prediking, het onderwijs, en in verdere uitingen van de Heilige Geest. ( 1 Kor. 12: 8, 10 / 1 Kor. 12: 28-30 / 1 Kor. 3: 8,9/ 1 Kor. 14) Het moet gezegd worden dat sommige Korintiërs graag wereldse ( Griekse ) wijsheid met deze geïnspireerde woorden zouden willen mixen. Ze dachten dat het Woord daardoor meer ingang zou vinden bij de hoorders. 

Met ‘ kennis’ doelde Paulus op geestelijke kennis, inzichten die vanuit het geloof en door Goddelijke openbaring zijn ontvangen. Paulus wijdde daar extra aandacht aan in 1 Kor. 8: 1-4 en 1 Kor. 13: 8,9. Als kennis niet gelijk opging met liefde, was het een waardeloze kennis die mensen alleen maar trots en verwaand maakte. Helaas was dat soms het geval in Korinthe. ( 1 Kor. 4: 6-8/ 1 Kor. 4: 14-21) 

De geestelijke rijkdom en overvloed van Gods woord is een bevestiging van de goede prediking van het Evangelie. Met ‘  het getuigenis van Christus ‘ bedoelde Paulus het verkondigen van het Evangelie. Het blijde nieuws waarin de Heere Jezus Christus centraal staat. Het ‘ getuigenis’ heeft ook een juridische klank. God Zelf – de Opperste Rechter – had het getuigenis dat Paulus over Christus gegeven had bevestigd en voor waar verklaard. Dat had Hij gedaan door de Heilige Geest over de gelovigen uit te storten. Hij had hen rijk gemaakt in Woord en in kennis. Omdat dit getuigenis door de apostel Paulus in Korinthe was gebracht kun je gevoeglijk stellen dat de geestelijke rijkdom van de gemeenteleden niet los stond van de moeite, zorg en de acties die Paulus ondernomen had. De woorden : ‘en humin’ betekenen ‘ onder jullie’ maar ook ‘ in jullie’. 

Het is dus in de gemeente tot zegen geweest, maar ook in de harten van de mensen. Hart en leven van de persoonlijke gelovige als ook van de hele gemeente, daarop doelde Paulus. 

Om alles wat Paulus aan prijzenswaardigs geschreven had nog eens te benadrukken, koos de apostel nog meer bijzondere woorden. Hij schreef: ‘zodat jullie in geen enkele genadegave tekort komen. ‘ 

Onwillekeurig word je erg nieuwsgierig naar de verdere uitwerking van de charismata. In 1 Kor. 12: 4 komen die nader aan de orde. Het wordt ons al wel duidelijk dat de Heilige Geest al in het heden gelovigen iets kan openbaren van de toekomst. ( zie ook Hebr. 6: 5 ) Het blijft echter altijd een feit dat we ons er door Gods Geest bewust van worden dat de volkomen verlossing nog geen werkelijkheid is. Daarom blijven we uitzien naar de Wederkomst van de Heere Jezus, waar God alles in allen zal zijn!