Waarom de opstanding? ( 5 )


De Heere Jezus beschikt over legio manieren om Zich aan Zijn kinderen bekend te maken. Na Zijn verschijning aan Thomas leek het erop dat het gewone leven weer verder zou gaan. Bij het meer van Galilea vinden we  zeven leerlingen van de Heere Jezus bij elkaar: Petrus, Thomas, Nathanaël, Jakobus en Johannes en nog twee van Zijn discipelen. De plek waar zij zo vaak met hun geliefde Meester bijeen waren geweest en waar zich een groot deel van het optreden van Jezus afgespeeld had, was vol sprekende herinneringen. De wonderlijke spijziging, en de wandeling van Petrus op het water stond de leerlingen nog vers in het geheugen gegrift. Maar nu sprak de Lege Plaats boekdelen. Jezus was niet meer bij hen! Wat een leegte. Hoe moest het met hun roeping? Waar waren de mensen die zij moesten gaan vangen? Er was niemand!
Ze zaten wat en ze praatten wat. Alles was eigenlijk al gezegd, maar toch.
De daadkrachtige Petrus nam zoals bijna altijd het initiatief. “ Ik ga vissen! “ zei hij resoluut. Zo gezegd, zo gedaan. Zoals ze eens zonder aarzeling hun netten achtergelaten hadden ( Math. 4 : 19 ) zo pakten zij die nu weer op. “ Volg Mij! Had Jezus bevolen. En Ik zal jullie vissers van mensen maken.” Jezus was heel Galilea doorgetrokken, had onderwijs gegeven in de synagogen, verkondigde het goede nieuws van het Koninkrijk en genas iedere ziekte en kwaal onder het volk. ( M. 4: 23 – 24 ) Dat het aan het kruis zou eindigen had niemand ook maar in de verste verte kunnen bedenken. Toch was het zo gegaan. Nu was de Heere Jezus opgestaan, en had hen verzekerd van Zijn hartelijke liefde en trouw voor Zijn leerlingen, maar of dat nu het Koninkijk was? Ze wisten het eigenlijk niet. Ze hadden meer licht nodig, meer leiding van de Heilige Geest, dat ook.
Hun oude beroep zou hen afleiding bezorgen. De hele dag in een opperzaal zitten en praten bood uiteindelijk ook geen oplossing.  Nee, ze waren nog helemaal niet in staat om hun opdracht te vervullen, ze leken hem eerder vergeten te zijn.
Zo stak het schip van wal. De avond was gevallen en de nacht viel. Maar de netten werden tevergeefs opgehaald en weer in het water gelegd. De oude vertrouwde routine kalmeerde evenwel hun emoties. Maar echt enthousiast over het oude beroep konden zij niet worden, want in die nacht vingen zij niets. ( Joh. 21: 3 )
Onverrichterzake keerden ze met lege netten en een hongerige maag terug naar de kust. De morgenstond brak aan. Op de oever ontwaarden ze een gestalte. Het leek die van de Meester te zijn! Toen ze dichterbij kwamen hoorden zij Zijn rustgevende stem al! Hij riep hen toe: “ Kinderen, hebben jullie soms iets te eten? “ Hoe graag hadden zij hem een mooie, grote vis toegegooid als eersteling van hun visvangst! Maar nee, niets van dat alles. Er zat alleen maar wier in de netten.
Ze vonden het moeilijk toe te geven. Een uitgebreid antwoord werd het dan ook niet. “ Nee. “ antwoordden ze. Dat wist de Heere Jezus natuurlijk allang. Maar Hij wilde dat zij hun fiasco uitspraken. Pas dan zou Hij iets voor hen kunnen betekenen. Nu was het ogenblik gekomen dat Hij Zichzelf door een bewijs van Zijn almacht opnieuw zou openbaren als de Zoon van God. De Oppermachtige!
“ Gooi het net aan stuurboord uit. Dan lukt het wel! “ riep Jezus. De Goddelijke voorzienigheid strekt Zich uit tot de kleinste details van ons leven. Het enige waar de Heere op wacht is op gehoorzaamheid aan Zijn aanwijzingen.
Zonder een woord tegen te spreken deden de leerlingen wat er van hen gevraagd werd. Zij wierpen het net aan de andere, ongewone kant van het schip uit. En het ongelooflijke gebeurde. Het leek wel of alle vis uit het meer in één keer de netten binnenzwom. De boot schudde heen en weer en de netten dreigden te scheuren. Nu verliep alles ongelooflijk voorspoedig! De leerlingen haalden een vangst binnen die al hun inspanningen vergoedde. Wat een oogst! Het was het voorschot op het Pinksterfeest, maar dat wisten zij nog niet. Hun harten werden gesterkt en bemoedigd door deze overvloed!
Dolgelukkig wendden zij hun schip weer kustwaarts. De leerling die Jezus liefhad – waarschijnlijk Johannes – had het al gezien. “ Het is de Heere! “ zei hij tegen Petrus. Zonder een woord of een minuut te verspillen schortte Simon Petrus zijn bovenkleed op en sprong impulsief het water in. Hij dacht er niet aan dat hij zijn broeders beter helpen kon, of dat het wel een beetje apart was wat hij deed. Nee, hij wilde maar één ding: bij Jezus zijn. De donkere nacht van het verraad in zijn verbroken hart met zich meevoerend.
Petrus durfde er zelf niet over te beginnen maar zijn houding sprak boekdelen. De Heere Jezus wist alles. Hij zou er Zelf voor zorgen dat alles in orde kwam. Zo is God!
De andere leerlingen kwamen met de boot en sleepten het zware net met de vis achter zich aan. Ze waren niet meer dan 200 el van de kust verwijdert. Een el is ongeveer 68 centimeter.
Toen ze aan land kwamen waren alle dingen al gereed! Jezus had hen helemaal niet nodig! Er brandde een knapperig vuurtje. In de vlammetjes lag een sappige vis gaar te worden. Er was brood. “ Breng van de vissen die jullie net gevangen hebben! “ droeg de Meester hen op.
Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Onwillekeurig telden zij de grote spartelende vissen die kwikzilverig rondsprongen en waar het leven nog inzat. Het waren er 153! Ongelooflijk dat het net deze vangst gehouden had.
“ Kom, eet iets! “ nodigde Jezus. Alles gebeurde alsof het oude zich aan het herhalen was. Dit scenario hadden ze eerder meegemaakt. Een beetje bevreemd, voorzichtig en stil deden ze wat de Meester hen vroeg. Zouden ze opnieuw uitgezonden worden? Niemand wist het. Niemand durfde iets te vragen. Ze wisten dat ze Hem allemaal in de steek gelaten hadden. Waarom zou Hij hen nu nog kunnen gebruiken? De moed was allang in hun schoenen gezakt. Zwijgend aten zij de vis, en het brood. “ Wie bij Mij komt, zal geen honger meer hebben. En wie in Mij gelooft zal geen dorst meer hebben” ( Joh. 6: 35 ) had Jezus gezegd. Dit maakte Hij ook deze keer waar. Dit was nu al de derde keer dat Jezus aan hen verschenen was.
Hij deed nog net als vroeger! Hij deed alsof er niets gebeurd was! Hij was begonnen als een Gastheer.( Joh. 1: 39 )  Hij had hen uitgeleide gedaan als een Gastheer.( Joh. 13 )  En Hij verscheen hier, waar alles begonnen was, opnieuw als een Gastheer.( Joh. 21 ) En Hij zou alles zo gaan maken, dat zij zich verwonderen moesten. Alles op de tijd, door God bepaald. De Heere Jezus ging hen leren om Zijn stem werkelijke te verstaan.( SV kantt, SV mU, SB, MH )

 
 
 

Geef een reactie