Romeinen 8: 35-39

Wij horen bij Christus en Christus houdt van ons. Niets kan dat veranderen. Ook al moeten wij lijden, ook al worden we vervolgd of bedreigd. Ook al hebben we honger, ook al zijn we arm, ook al is ons leven in gevaar. In de heilige boeken staat: Omdat we bij U horen, moeten we elke dag lijden. We worden behandeld als schapen die geslacht worden. Maar hoe zwaar het ook wordt, we zullen alle moeilijkheden overwinnen. Want God houdt van ons. Dit weet ik zeker: door de dood en opstanding van Jezus Christus, onze Heer, liet God zien hoeveel Hij van ons houdt. en niets kan dat veranderen. Geen engel, geen geest, geen machthebber, geen mens of macht op aarde of in de hemel. Want wat er ook gebeurt, vandaag of in de toekomst, of we nu leven of sterven: God houdt van ons! 

Toen Job zijn bezittingen verloor, zijn gezondheid, en alles wat hem lief en dierbaar was, kwamen zijn vrienden om hem te beklagen, en zich af te vragen of Job soms gezondigd had. Romeinen 8 bewijst dat lijden soms helemaal niets van doen heeft met zonden. Het lijden dat ons overkomt kan heel goed het gevolg zijn van het feit dat we bij God horen, en Zijn Naam openlijk belijden. In zijn betoog haalde Paulus een citaat aan uit psalm 44: 23. Daar staat: ‘ Toch worden wij dag na dag om U gedood, en afgevoerd als schapen voor de slacht.’ 

Vanwege het feit dat ze bij God hoorden werden de gelovigen in het O.T. dus ook al vervolgd. Een gegeven zo oud als de wereld zelf. Logisch dat het gelovigen in later tijden niet anders verging. Het citaat uit psalm 44 duidt op het zwaard, het doodvonnis, de executie. 

‘ De hele dag door worden wij gedood”, verzuchtte Paulus. Dat betekende dat op elk moment van de dag doodsgevaar aanwezig was. Je moet hierbij denken aan de voortdurende aanwezigheid van gevaar, omdat je de naam van God en van de Heere Jezus Christus openlijk belijdt. 

Paulus was zich altijd volledig bewust van dit gevaar, hij hield er rekening mee, en was ertoe bereid om daarvoor te sterven. Je ziet hem staan als iemand die zichzelf daar helemaal voor over had. ( 1 Kor. 4: 9/ 1 Kor. 15: 31/ 2 Kor. 4: 11) 

In de ogen van tegenstanders van God is het leven van een gelovige niet kostbaar, ze geven er niets om. Het zijn maar slachtschapen. ( vgl. Zach. 11: 4, 5) Ook gelovigen onderling kunnen – als ze niet op hun plek zijn – elkaar kwaad aandoen, denk maar aan de eerder genoemde vrienden van Job. 

Er ligt niets aantrekkelijks in dit voorbeeld van Paulus.  Wie heeft er zin in om als een slachtschaap behandeld te worden? Welke grens was Paulus overgegaan om zichzelf zo onvoorwaardelijk over te hebben voor Jezus? We hoeven als christen de dood en overgave van Jezus niet over te doen. We kunnen niet in Paulus` hart kijken. Eén ding is zeker, in het ondergaan van vervolging, smaad, hoon en laster laten volgelingen van Christus zien dat ze trouw blijven aan Jezus zonder Hem te verloochenen. De macht van de tegenstanders is niet in staat om de verbinding tussen de gelovigen en Jezus door te snijden. De voorbeelden uit de ( kerk)geschiedenis laten zien dat het juist andersom is. Het bloed van de martelaren is bijna altijd het zaad van de kerk gebleken te zijn. 

De overwinning van de gelovigen ligt in hun standvastigheid, die – onzichtbaar voor het oog – bewerkstelligd is door het bloed van het Lam. ( Openbaringen 12: 11 ) De verbondenheid met Jezus is sterker dan de dood, niet te beredeneren,  vast en zeker. ( 1 Kor. 15: 57) De werkwoordsvorm ‘ huper-nikomen’ kan weergegeven worden met ‘ wij zijn meer dan overwinnaars’ ( Romeinen 5: 20 ) Paulus heeft dit meer dan eens ervaren, dat kun je lezen in de vele wonderen die hij tijdens zijn zendingsreizen heeft ervaren. ( Handelingen ) 

Om het Voorwerp van zijn liefde te beschrijven, gebruikte Paulus het deelwoord: ‘ agapesantos’. Je vindt hierin het woord agapè, de belangeloze liefde. Paulus keek naar een bepaald moment uit het leven van de Heere Jezus. Hoewel Zijn hele leven vol was van deze liefde, was het moment waarop Hij Zijn leven gaf, het grootste, meest belangeloze moment. Op dat moment doelde Paulus. Dit was de grootste daad van liefde die ooit door iemand is verricht. ( Romeinen 5: 6 ) Jezus stierf voor ons op het moment dat wij ons daar nog helemaal niet van bewust waren en we nog volop zondigden. 

Paulus had gezegd wat hij op zijn hart had. Zijn betoog naderde het einde. Hij sloot het af met een plechtige verklaring. Opnieuw sprak de apostel zijn vaste geloof en overtuiging uit. Er is niets wat ons kan scheiden van de liefde die Jezus in Zijn hart heeft. De dood kan dat niet, geen enkele geestelijke macht is ertoe in staat, noch tijd, ruimte of afstand. 

De dood brengt ons juist dicht aan Gods hart. We gaan naar Hem toe. Machten die de wereld beheersen kunnen ons ook niet van Hem scheiden. Jezus versloeg ze allemaal toen Hij stierf. Alles wat zich aan verderf en rampen af zal spelen ook niet. Jezus is met ons tot aan de voleinding van de wereld. 

De hoogte en diepte waarover Paulus het had herinneren aan Psalm 139: 8  ‘ Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan. Lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar ‘. God is dus overal en wijkt geen moment van onze zijde. Ons komen en gaan, ons doen en laten, als we in Hem zijn, zal alles ons alleen maar vaster aan Hem verbinden. Bij de wederkomst van de Heere zal deze liefde van God tot zijn einddoel komen. Dan zal God alles zijn in allen!