Romeinen 8: 31-34

Wat moeten wij hier verder over zeggen? Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? Zal Hij die zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar hem omwille van ons allen overgegeven heeft, ons met Hem niet alles schenken? Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij. Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus die gestorven is, meer nog, die is opgewekt, en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons. 

Mensen die bij Jezus Christus horen zijn een nieuw leven ingegaan, een leven met de Heere Jezus Christus. Wat de wet aan volmaaktheid vroeg, dat konden ze niet opbrengen omdat ze nu eenmaal zondaren zijn en blijven. Maar dankzij het offer van Jezus en het werk van de Geest is God de Vader tevreden gesteld en moet de wet zwijgen. Er is iets wonderlijks gebeurd in het hart van de gelovige. Je kent Iemand die je leert om je eigen ego niet meer centraal te stellen, je eigen natuur heeft niet langer het eerste en laatste woord. Je leeft door de Geest en wordt door de Geest geleid. De Heilige Geest zorgt ervoor dat er hoop en zekerheid in je hart komen. De Geest blijft het altijd voor het zeggen hebben. Met Christus ben je erfgenaam geworden van alles wat Jezus verdiend heeft. Deze Geest is het bewijs dat je door God aangenomen bent tot zijn kind. Uiterlijk is daar lang niet altijd wat van te zien. Gelovigen worden nog steeds door tegenslag en lijden beproefd. Ze hebben soms zelfs meer dan anderen vervolgingen te verduren. 

Onzichtbaar voor het oog, maar verankerd in het hart en de ziel is God in Christus niet langer tegen de mens, maar helemaal voor hem. Paulus kwam ook tot deze conclusie toen hij schreef: ‘ Wie Hij hiertoe heeft bestemd, heeft Hij ook geroepen, en wie Hij geroepen heeft, heeft Hij ook vrijgesproken. En wie Hij heeft vrijgesproken heeft Hij nu al laten delen in Zijn luister.’ Met vreugdevolle en plechtige woorden heeft Paulus zijn conclusie getrokken. Het voegwoordje ‘ als, indien’ geeft in vers 31 evenals in vers 17 een feitelijke situatie aan. ‘ Zoals het werkelijk is’ staat er eigenlijk. Dat is niet direct iets nieuws, het hele Evangelie staat er vol mee. God is in Christus voor ons. Je kunt hierbij nog denken aan de Godsspraak over Jezus als ‘ de Immanuel’ ( Matth. 1: 23) 

Dit heerlijke feit – God met ons – werd al in het Oude Testament vermeld. ( Psalm 116: 6 / 23: 4 / 56: 10, 12) Het geeft aan dat er niets of niemand belangrijker is dan de Heere. Als Hij je deel is, dan heb je niets te vrezen en ben je nooit alleen. Het kan natuurlijk zo zijn dat de werkelijkheid er zo voor het oog totaal anders uitziet. Gelovigen krijgen te maken met weerstand en tegenstand. Zelfs gelovigen onderling kunnen het maar al te vaak slecht met elkaar vinden. Ze hebben verschil van mening over geloofsovertuigingen, of over een verschillende interpretatie van Gods woord. Gelukkig is er geen mens op aarde die het Heil en de toekomstige heerlijkheid van hen weg kan roven. ( Matth. 10: 28 ) 

Om nog eens duidelijk te illustreren hoezeer God voor ons is schreef Paulus de woorden: Die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft hem omwille ( lees: huper: ten behoeve van ) van ons overgegeven.

Jezus in de Hof van Getsemane,
Jezus grote druppels bloed zwetend,
Jezus aan het kruis en in het graf.
Jezus roepend om zijn Vader en Jezus de Geest gevend.
Dat leed Hij allemaal voor ons en voor onze zonden.
Het woord ‘ idou ‘ geeft aan dat het om Gods eigen zoon ging. De God die alle heerlijkheid bezat. Jezus in de hemel was God meer geliefd dan wie of wat op aarde.

Om die reden – de overgave van de Vader in de hemel aan mensenkinderen op aarde – mogen mensen die zonder uitzondering zondaren zijn, weer tot God komen. 

Jazeker! De gelovigen mogen vreugdevol roepen en blij triomferen. Ze zijn behouden, voor altijd. Geen mens op aarde kan dit heerlijke feit nog van hen wegnemen. ( Romeinen 5: 9,10 ) 

Je moet hierbij niet in eerste instantie aan aardse gaven en schatten denken, het gaat om eeuwige heil en om toekomstgerichte heerlijkheid. ( 1 Kor. 3: 21, 22 ) Omdat God rechtvaardig maakt, is er geen mens meer die verdoemt. Wie zal een mensziel nog veroordelen? Niemand, want Christus is gestorven. Dit zinsdeel herinnert aan Jesaja 50: 8 waar staat ‘ Hij is nabij die mij heeft gerechtvaardigd, wie zal mij veroordelen? ‘

Met deze jubelende woorden neemt Paulus ons mee naar de rechterstoel van God. Daar is God en naast Hem aan zijn rechterhand is Jezus. Geen enkele vijand zal het nog wagen om de uitverkorenen aan te klagen. ( Openbaringen 12: 10 ) Uitverkorenen zijn mensen die God voorbestemd heeft tot heerlijkheid. ( 2 Tim. 2: 10 ) Met de grondwoorden ‘kata krino’ wordt verwezen naar de veroordeling tot de eeuwige dood. ( vgl. Rom. 5: 16, 18 / 8: 1 ) 

Het is belangrijk om te weten dat in de meeste oude handschriften helemaal geen interpunctie te vinden is. De vraag die in vers 33 begonnen is, loopt dus door tot en met het 34 ste vers. De hele zin luidt: ‘ Wie zal uitverkorenen van God beschuldigen? ‘ 

Niemand, want God is de rechtvaardigende,
Niemand, want God is de vrijsprekende,
Niemand, want Christus is de gestorvene.

Hij stierf.
Maar het graf kon Hem niet houden.
Daarmee werd de rechtvaardiging van de gelovigen een feit. ( Romeinen 4: 25)
En er volgde meer, Christus werd verhoogd tot in de hoogste heerlijkheid.
Daar zit Hij aan de rechterhand van God. 

Deze woorden zijn ontleend aan de Messiaanse psalm 110. Ze maken duidelijk dat de Messias deel heeft aan de heerschappij van God. ( Hebr. 1: 3, 13) Ze maken ook duidelijk dat Hij bijzonder dicht bij de Vader is. ( Hebr. 8: 1 ) 

Een ontroerend beeld. De Man die sterven moest op Golgotha is alle leed, alle pijn en al het lijden voor eeuwig te boven.Wanneer je hier op aarde lijden moet, dan is een blik op de verhoogde Jezus bijzonder moedgevend. Hij is Overwinnaar, en wij zullen dat met Hem zijn. Jezus bidt vooral voor ons wanneer wij lijden moeten. Hij bidt ook voor ons als we ziek zijn of wanneer we andere nare dingen mee moeten maken. Hij bidt altijd en voor elk detail van ons leven. ( zie ook Hand. 7: 55, 56) 

Door in geloof één te worden met het sterven en de opstanding van Jezus zijn wij in staat om onze oude zondige natuur te kruisigen, en krijgen we voorgoed deel aan Jezus` natuur. We erkennen en belijden dat we onze vroegere manier van leven opgegeven hebben. Zonder Hem zijn we niks waard en kunnen we ook niets doen. We zijn opnieuw geboren! Het hart van Jezus klopt in ons, en Zijn Geest woont in ons! ( Efeze 4: 20-24 / 2 Petrus 1: 4)