Romeinen 8: 18-25

Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze wereld in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard. De schepping ziet er reikhalzend uit dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn. Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil maar door Hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar ze heeft hoop gekregen omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt. Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt. En dat niet alleen wijzelf die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten op onszelf, in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan. In deze hoop zijn we gered. Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nu op iets wat hij al kan zien? Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden. 

Mensen die in Christus Jezus zijn hoeven niet langer bang te zijn dat ze veroordeeld worden. Wat de wet van hen eist is vervuld dankzij het offer van Jezus, en dankzij het werk van de Geest. Wie gelooft bevindt zich dus niet meer in het kamp van de mens die zich door zijn eigen natuur laat beheersen. Zo iemand is niet in staat om de wet te handhaven, en is ten dode opgeschreven. Je leeft door de Geest en wordt geleid door de Geest. Omdat je een kind van God geworden bent, wijd je jezelf aan de Geest. Je bent met Christus erfgenaam van God de Vader ook al moet je hier op aarde lijden, dat doet niets aan het heerlijke feit af dat je Gods kind geworden bent. 

Het lijden dat je hier op aarde moet ondergaan, hoeft je nooit aan het twijfelen te brengen ten aanzien van je hoop en toekomstverwachting. Daarom bemoedigde Paulus zijn lezers met het uitspreken van zijn vaste hoop en verwachting. ‘ Logizomat –  ( ik reken er op ) dat het lijden van nu geen gewicht in de schaal legt vergeleken bij de toekomstige heerlijkheid. Met dit lijden bedoelde Paulus in de eerste plaats het lijden om Christus` wil maar als je de tekst goed leest kom je tot de conclusie dat hij zeer zeker ook gedacht heeft aan het lijden waaraan de hele schepping is blootgesteld. Dit alles is ‘ het lijden van de huidige tijd’ lees: de tijd voor de wederkomst van Christus. 

De gelovigen zijn al ‘ zonen en dochters van God’ maar de heerlijkheid van dat geweldig mooie feit moet nog geopenbaard worden. ( vs 19,21, 2 Kor. 4: 14) Toch kun je weten dat je een kind van God bent. Je ervaart die heerlijkheid al gedeeltelijk door het feit dat de Heilige Geest in je hart is komen wonen. ( 2 Kor. 5: 5 / Efeze 1: 14). Verder is deze heerlijkheid aanwezig in Christus in de hemel, daar is ze dus verborgen, weggelegd ( Kol 3: 3 / 1 Petrus 1: 4 ). Als Jezus terugkomt dan zal deze heerlijkheid volkomen geopenbaard worden in de gelovigen ( 1 Joh. 3: 2 ).  Je kunt ook lezen: aan de gelovigen, aan ons lichaam zowel als aan onze geest (Fil. 3: 20, 21/ Kol. 3: 4 ). 

De apostel Paulus zag dat er een gespannen verwachting leefde ( en nog leeft ) in de hele schepping. De hele natuur ziet uit naar de verlossing uit haar lijden en vergankelijkheid. Na de zondeval kwam er een vloek over de aarde. Mensen met geestelijke ogen kijken daarom vol verwachting uit naar de tijd dat deze vloek opgeheven zal worden. Het zeldzame woord ‘apkaradokia’ betekent: ‘uitkijken naar / met gespannen verwachting uitzien’. 

Met het woord ‘ ktisis ‘ wordt een collectief bedoeld dat door God geschapen is. In dit tekstverband heeft Paulus niet zozeer alleen aan de mens gedacht maar ook aan alle overige levende organismen van de natuur. Met deze uitdrukking wordt het verlangen naar onvergankelijkheid duidelijk merkbaar. ,

Je zou kunnen zeggen dat Paulus het reikhalzend uitkijken van de natuur gepersonifieerd heeft. “ Het reikhalzend uitkijken van de schepping verwacht het openbaar worden van de zonen van God “ 

Door de zondeval van de mens kwam de vloek over de aardbodem. ( Gen. 3: 17) maar door het openbaar worden van de zonen van God =  de verheerlijking van de mens zal ook Gods heerlijkheid in de schepping terugkeren. 

Het lot van de schepping is met dat van de mens verbonden. In de situatie zoals die na het Paradijs geworden is, is alles en iedereen aan de ijdelheid onderworpen. Doordat alles vergankelijk geworden is, en de heerlijkheid van God moet missen ( Rom. 3: 23 ) zullen wij mensen hier op aarde nooit het doel bereiken om hier op aarde een harmonieus leefmilieu te scheppen. God heeft de aarde veroordeeld, en vervloekt en geen mens kan dat nog ongedaan maken tot Jezus terugkomt, pas dan zal dat gebeuren. 

Is het dan een hopeloze boel geworden op aarde? Niet helemaal. In de onderwerping aan de vergankelijkheid blijft er hoop aanwezig. De inhoud van deze hoop vind je vers 21. Ze rust op de belofte uit Gen. 3: 15, waar God beloofde dat het zaad van de slang vernietigd zou worden. De huidige situatie van de schepping wordt beschreven met de ‘ slavernij van het verderf’. 

Je vind in Romeinen 8 dus steeds een contrast tussen de oude en de nieuwe toestand. 

‘Slavernij en verderf ‘ staan tegenover ‘ vrijheid en heerlijkheid’ . 

De vrijheid houdt in dat de schepping eindelijk zal komen tot het doel dat God voor ogen staat. In de profetieën van het Oude Testament vind je al toespelingen op dit herstel. ( Jesaja 11: 6-10 / 55: 13 / 65: 35 ) 

De mens zal dus totaal worden vernieuwd maar de schepping ook. Ze ontvangt een eigen, bij haar passende heerlijkheid. Het lot van de schepping blijft verbonden met dat van de mensen die haar bewonen. Bij de verheerlijking van de schepping zal de uiterlijke vorm van de natuur veranderen. ( 1 Kor. 7: 31 / Hebr. 12: 27 / 2 Petrus 3: 10 ) 

Paulus legde het allemaal haarfijn uit, nu eens via het ene, dan weer via een ander voorbeeld. Met de woorden ‘ wij weten ‘ greep hij terug op de geloofskennis die de gelovigen van Rome bezaten. ( vgl. Rom. 7: 14). Deze kennis was gebaseerd op Gen. 3: 17. 

Zo nam hij ook het voorbeeld van een barende vrouw die het bijzonder zwaar heeft totdat haar baby geboren wordt. Op het lijden van een bevalling volgt grote blijdschap als het kind gezond ter wereld gekomen is. De komst van het Messiaanse heil is ook zo. Ze wordt voorafgegaan door een periode van weeën, oorlogen, natuurrampen en catastrofen. 

Niet alleen de schepping zucht dus, ook de gelovigen zuchten. Ze ervaren hier op aarde soms wel iets van de heerlijkheid van God, maar het is maar een kleine hoeveelheid geluk vergeleken bij wat er uiteindelijk op hen te wachten staat. Gelovigen weten dat ze al door God zijn aangenomen, maar de zichtbare manifestatie van dit feit laat nog op zich wachten. 

Er is nog ziekte, dood, rouw en verlies. Er is nog ruzie, oorlog en van allerlei andere narigheid. Dat gaat allemaal voorbij. Als iets nog niet zichtbaar is maar je gelooft er wel in, dan noem je dat ‘ hoop ‘ . Hoop op iets maakt het ongerealiseerde niet minder mooi of betrouwbaar. Je hoopt op iets wat je nog niet ziet. Het leven van een gelovige bestaat dus niet uit het zien van de heerlijkheid waarop je hoopt, maar uit een volhardend verwachten. 

Dit volhardend verwachten, daarin kun je elkaar bemoedigen. Je mag elkaar er op wijzen dat ook de Heilige Geest zucht van verlangen naar het moment waarop de verheerlijking komt. ( Openbaringen 22 : 17 ) 

De Heilige Geest helpt ons in onze voorbede. Hij helpt ons om te bidden, om te spreken, om te bemoedigen, om te verwachten met hoop. De Heilige Geest kent onze zwakheden dat wil zeggen: Hij weet het als wij niet weten hoe of wat ze zullen bidden of vragen. Hij weet dat precies en helpt ons om naar Gods wil te bidden. Dit bidden wordt door veel verklaarders ook wel geïnterpreteerd als het spreken in tongen, maar het kan ook goed zo zijn dat het gaat om het bidden zonder woorden. Als ons de woorden ontbreken, dan bidt de Geest voor en met ons in ons hart. 

Ooit komt er een dag – YouTube