Psalmen 46

Psalmen 46 

Psalm 46 hoort bij de serie “‘liederen van Sion’” en bezingt God als schuilplaats en burcht, maar ook als de stad van God als een veilige plaats waar God woont. 

De psalm heeft Luther geïnspireerd tot het lied ‘ Ein fester Burg ist unser Gott’. Het lied bestaat uit drie strofen die elk over de veiligheid van het volk van God in drie verschillende omstandigheden gaan. 

  • Bij natuurrampen ( Psalm 46: 2-4)
  • Bij vijandige aanvallen tegen Sion ( Psalm 46: 5-7)
  • Bij oorlogen in de wereld ( Psalm 46: 9-11) 

Het lied is voor jonge vrouwen geschreven, waarbij aangenomen wordt dat het bedoeld was om door sopranen gezongen te worden. Het zou ook om meisjes kunnen gaan die tamboerijn spelen om de zangers te begeleiden. ( Psalm 68: 26) 

Het lied vertoont kenmerken van een loflied, een danklied en een gebed.- Toch past het ook weer niet helemaal binnen deze categorieën. 

De meervoudsvorm waarin deze psalm is gedicht laat er geen twijfel over bestaan dat het lied bestemd was voor het hele volk. Zo kregen ze een handvat aangereikt om op een van de grote feesten een gezamenlijk danklied aan te heffen ter ere van God.

We vinden drie keer het woord ‘“sela”” in het psalter. Dit woord deelt het lied in drie delen. Het valt op dat de laatste twee delen met dezelfde woorden eindigen, woorden die in het eerste deel ontbreken. 

De drie afzonderlijke delen beschrijven God als Toevlucht in natuurgeweld ( vs 1-4), als een vast fundament in Sion tijdens politiek geweld ( vs 5-8), en ver verheven boven militair geweld ( vs 9-12). Temidden van deze chaotische toestanden blijft Sion onwankelbaar. Dat heeft een reden: de aanwezigheid van God. Hij wordt hier voorgesteld als Hulp zonder tussenkomst van enige menselijke interventie. 

De nadruk ligt in dit psalter niet op Sion, als centrale plaats van aanbidding, maar zij ligt op de God van de stad. Het gaat niet om een menselijk plan, of om menselijke inspanningen maar alleen om de Schepper van de hele aarde  

De openingswoorden zijn eigenlijk een belijdenis, ze beschrijven het karakter van God. Een mooiere inleiding is niet denkbaar, en zet de Heere gelijk op de plaats die Hem toekomt. Dit is zo’n belangrijk gegeven voor de dichter dat het nog twee keer in het lied terugkomt ( vs 8,12). 

De Israëlieten hebben Hem leren kennen als een sterke Schuilplaats, als een ware hulp in nood. Dat wordt in de psalm verder uitgewerkt. In alle beschreven situaties heeft Hij getoond dat Hij werkelijk een God is om op te bouwen. Hij was altijd een schuilplaats om naartoe te vluchten. Het lag nooit aan Hem als er iets verkeerd ging. Alle tegenslagen hadden de Israëlieten te danken aan ongehoorzaamheid met betrekking tot de Heilige Wet van God. Bij de auteur is het vertrouwen in God stevig gevestigd. Het maakt hem niet uit wat er gebeurt: angst speelt helemaal geen rol omdat hij zich veilig weet bij God. Die veiligheid wordt zo sterk ervaren dat zelfs de meest angstaanjagende scenario’s dat vertrouwen niet ondermijnen. 

Als voorbeeld noemt de schrijver een aardbeving waarbij de bergen in zee storten terwijl de getijdenstromingen zo hevig zijn dat ze het land en de bergen laten beven. Het beschreven geweld boezemt angst in omdat de lezer merkt dat al het vertrouwde verdwijnt. Zelfs de aarde en de bergen. Alleen God blijft dezelfde. Hij is de Schepper en regeert tot in eeuwigheid. 

Haaks op de dreigende zeeën en al het geweld wordt er ineens een ander beeld geschetst: dat van een rivier. De rivier heeft allerlei vertakkingen. Dit beeld maakt niemand bang. Helemaal niet zelfs, het verblijdt iedereen. Het gaat om een lieflijke stroom die door het land slingert, en voorziet in de broodnodige irrigatie van het land. De vreugde is duidelijk gekoppeld aan de stad van God. We denken in eerste instantie aan Jeruzalem, maar dat beeld correspondeert niet met de werkelijkheid. Er stroomt geen vertakte rivier door deze stad. Daarom moeten we het beeld in bredere zin opvatten, en aan het Paradijs denken. De stad zelf zorgt niet zozeer voor de veiligheid en lieflijke sfeer, maar de mensen die de stad bewonen zorgen daarvoor. Zij zijn door genade de “‘heiligen van God”’ geworden. Sion is de plaats waar de tempel staat, de Heilige van de woningen van de Allerhoogste. God woont er en daarom is het er veilig. Hij is het die alle instrumenten van elke oorlog kan vernietigen en vrede kan brengen. Ondanks het woeden van de volken blijft God almachtig en is Hij in staat om aan alle oorlogen een einde te maken. De dichter ziet deze vrede profetisch, alsof ze al gerealiseerd is. 

Zijn uitspraken zijn ook gericht aan de volken rondom Israël. Ze kunnen maar beter ophouden met hun strijd, want het is een strijd tegen de Almachtige die boven elke strijd verheven is. Wie dat beseft geeft de strijd op. ( vs 11) 

Het psalter sluit met een herhaling van de geloofsbelijdenis waarmee de dichter begonnen is. 

Het is duidelijk: we moeten bij God zijn, in alle omstandigheden van ons leven. Dit geldt persoonlijk, voor onze huwelijken, gezinnen en families, voor ons land en werelddeel, zelfs voor de hele wereld. Maarten Luther heeft het ervaren, en na hem allen die hun verwachting op God hebben gesteld.