Psalmen 25

Deze psalm is vol oprechte liefde voor God. De dichter verlangt oprecht naar Gods gunst en genade en naar de levendige daden van het geloof door Zijn beloften. Wij kunnen daarvan leren:
1. Wat bidden is.
2. Waarom wij moeten bidden : om de vergeving van zonden, om Gods leiding op de weg van onze plicht, en om Gods gunst, om verlossing uit onze benauwdheden. Om bewaring voor onze vijanden, en om het heil van Gods kerk.
3. Waarop wij mogen pleiten: op ons vertrouwen in God, op Gods leiding en bescherming, en onderwijzing, op het voorrecht van het verbond, en op de vreugde van de omgang met God. 

David begint zijn psalmen bijna altijd met het uiten van zijn verlangen naar God en zijn afhankelijkheid van Hem. Die belijdenissen waren niet zozeer voor God nodig, veelmeer voor David zelf. Hij had het nodig om zijn hart en ziel op te heffen tot God. 

Als je bid dan hef je je ziel op tot God. “ Sursum Corda “ is een oproep tot gebed.
David had als koning ontelbare verplichtingen. Hij bad om de leiding van God op die weg. David bad niet om mooie woorden of ideeën, maar hij bad of hij de wegen mocht kennen waarlangs de Heere hem tegemoet kwam. Wegen van goedertierenheid en waarheid. David kon alleen maar in Gods wegen gaan als God hem persoonlijk zou willen leren over de weg die hij gaan moest. Zonder God was de zalving tot koning alleen maar loodzwaar. De enige manier waarop hij aan zijn roeping tegemoet kon komen was door middel van de leiding van God. 

Ernstig bad hij of de Heere zijn zonden op wilde ruimen. Wanneer God zonden vergeeft dan denkt hij er niet eens meer aan. God doet aan algehele ( volkomen) kwijtschelding. Wie is als Hij? 

Het opschrift boven psalm 25 noemt koning David als auteur. Hoewel de psalm spreekt over vijanden ( vs 2, 19 ), en vraagt om vergeving van zonden ( vs 7, 11, 18 ), is het karakter van psalm 25 te algemeen om conclusies te trekken over de concrete situatie waarin het lied gecomponeerd is. Het psalter heeft de vorm van een afabetisch acrostichon: ieder vers begint met een andere letter van het Hebreeuwse alfabet. Toch is de opbouw niet helemaal regelmatig. De quof ontbreekt en in plaats hiervan vind je twee regels die beginnen met resj ( vs 18, 19 ). Er is ook geen apart vers dat begint met de letter was. Toch komt het geheel van psalm 25 uit op 22, het totaal aantal letters van het Hebreeuwse alfabet. Het lijkt alsof David er behoefte aan had om zijn hart uit te gieten in een lied of psalm. Het opschrift is kort maar krachtig:  “van David “. 

De openingswoorden maken je duidelijk dat het om een gebed gaat. De aanleiding hiervoor wordt pas verderop in de psalm duidelijk gemaakt. De dichter ervaart hinder en voelt zich gekweld door zijn vijanden, maar ook door zijn zonden, en door het verlangen naar de leiding van God in zijn leven. De indringende, directe aanspreektitel aan het begin laat er geen twijfel over bestaan van Wie David hulp verwacht. “ Tot U Heere, hef ik mijn ziel op” zegt hij. Tegelijkertijd bidt hij of de Heere het wil verhinderen dat hij met schande overladen wordt doordat zijn vijanden over hem zouden jubelen. Dat zou wel heel erg zijn, want David wacht op God. Wie zijn hoop op God stelt wordt niet beschaamd. Het ligt voor de hand dat de vijanden van David geen vreemde volken waren, maar mede-Israëlieten. In hun dreigende houding naar David toe bleek hun gebrek aan erkenning van God. In contrast tot de trouweloze en verraderlijke houding van zijn volksgenoten bad David in drie paralelle zinnen ( vs 4, 5a ) of de Heere hem Zijn wegen bekend wilde maken, en hem Zijn paden wilde onderwijzen. Wat met die wegen en paden bedoeld wordt, is niets minder dan de waarheid van God, waarin de dichter onderwezen wilde worden. Daarbij kunnen we concreet denken aan Gods Thora als leidraad voor het leven. 

Het ‘ kennen ‘ en ‘ leren ‘ waarover het gaat, betreft geen intellectuele wijsheid, maar het gaat over het groeien in een Godvruchtige levenswandel. De reden waarom de psalmist er zo naar verlangde om zijn wandel naar Gods waarheid in te richten is het besef dat de Heere de reden was van zijn verlossing. ( Psalm 27 : 11 ) 

Daarom kijkt de dichter onafgebroken uit naar God. Na het gebed om Zijn leiding volgt nog een tweede gebed, Daarin vraagt David om vergeving voor alle keren dat hij van Gods weg is afgegaan. Hij smeekt of de Heere aan Zijn barmhartigheid en verbondstrouw wil denken die Hij van oude tijden af bewezen had. Het is op die basis van vertrouwen dat David er moed op had dat de Heere zijn zonden ook echt wilde vergeven. David bad dan ook of de Heere niet aan de zonden van zijn jeugd wilde terugdenken. Hij bad of God aan hem wilde denken in Zijn verbondsliefde en trouw. Omdat Hij goed is! 

De dichter houdt zijn ogen voortdurend op de Heere gericht, want Hij alleen kan ervoor zorgen dat het goed met hem afloopt. David vraagt of de Heere Zich tot hem wil keren, om hem genadig te zijn. De grond voor dit gebed is gelegen in de situatie van de dichter: hij is eenzaam, en voelt zich er ellendig aan toe. Hij heeft het wel gehad over de vertrouwelijke omgang met God, maar nu zegt hij hoezeer hij daarnaar verlangt. Hij voelt zich steeds benauwder in zijn hart. Daarom bidt hij om verlossing om wat hem benard. Hij vraagt weer of de Heere Zelf op hem neer wil zien, en alles wat hem kwelt weg wil nemen. Voor de derde keer vraagt de dichter om vergeving, en hij vraagt er ook om of de Heere zijn vijanden voor Zijn rekening wil nemen. Het zijn er ontelbaar veel en het lijken er steeds meer te worden. Laat de Heere zijn leven toch verlossen en David beschermen! David heeft zijn hoop op God gevestigd, daarom bidt hij dat integriteit en oprechtheid hem zullen beschermen. 

Het laatste vers van deze psalm is eigenlijk een onderschrift want het valt buiten de alfabetische opbouw van het psalter. Het gebed om uitredding, dat tot nu toe als een individueel gebed opgevat kan worden, wordt uitgebreid tot het hele volk van Israël. Het is een gebed om verlossing van alle benauwdheden die het volk bedreigen. 

Er zijn drie gebedsthema`s die in deze psalm steeds terugkomen: een gebed om verlossing van vijanden, een gebed om leiding in het leven, en een gebed om vergeving van zonden. Hoewel de Goddelijke wet overbekend was voor David, besefte hij dat Gods leiding en hulp bij het naleven van deze geboden onontbeerlijk waren. 

Tegelijkertijd ademt de psalm een vast vertrouwen uit dat de God die trouw is aan Zijn verbond deze gebeden zal verhoren. Het bezit van Kanaän was één van de belangrijkste zegeningen die hoorde bij de naleving van de clausules van het Goddelijk verbond met Israël. ( Exodus 20 : 12 ), en symboliseert alle overige beloofde zegeningen. ( Psalm 37 : 9, 11, 18, 22, 29, 34 / Jesaja 60 : 21 ) Het is erg mooi dat David aan het eind van de psalm zijn verzoek verruimde, zodat het gold voor alle leden van het volk van God! ( Psalm 3 : 9 ) 

Psalm 25 is vol vrome genegenheid voor God, het uitgaan van de heilige begeerte naar Zijn gunst en genade, en de levendige daden van het geloof in Zijn beloften. Wij kunnen daarvan leren wat het is om te bidden, maar ook waar wij om moeten bidden : Gods leiding op de weg van onze plicht, de gunst van God, verlossing uit onze benauwdheden, bewaring voor onze vijanden, en het heil voor de kerk van God. 

We leren ook om te pleiten op ons vertrouwen in God, op onze oprechtheid, op Gods beloften van leiding en onderwijzing, op het voorrecht van het verbond en de blijdschap en vreugde die er is in het wandelen met God.

Alle beloften in dit psalter zijn zeker voor mensen die vroeger geen rekening hielden met God, maar nu Gods woord bewaren als een kostbaar sieraad.
Ook al blijven er tijden in het leven van een kind van God dat hij/ zij zondigt, dan zal hij/zij toch door oprecht berouw en door een standvastige trouw aan God Zijn verbond bewaren. 

Alle beloften worden bekrachtigd door de volmaaktheid van Gods wezen. Wij waarderen de waarheid van de belofte niet in eerste instantie naar de belofte,  maar naar de schenker van de belofte, de volmaakte God. Hij is goed en recht en daarom mogen wij op Zijn beloften vertrouwen. De Heere is goed en recht, daarom zal Hij Zijn woord nakomen. 

Alles wat God zegt en doet is in overeenstemming met de volmaaktheid van zijn natuur. Al zijn beloften zijn goedertierenheid en waarheid. Ze zijn zoals God: goed en recht.

Wat zijn deze beloften precies?
God onderwijst en bestuurt ons op de weg van onze plicht. Hij onderwijst ons die zondaren zijn over verzoening met God, over de weg tot een welgegronde vrede van het geweten, en over de weg tot de eeuwige vrede. 

God onderwijst mensen die ootmoedig zijn, dat wil zeggen: mensen die niet op zichzelf vertrouwen, die verlangen naar Goddelijk onderwijs, en die vastbesloten zijn om de Goddelijke leiding te volgen. Zulke mensen zal Hij leiden in het recht. Dat wil zeggen: naar de regel van het geschreven Woord van God. 

De God van het Woord zal zo’n mens gerust maken. Zijn ziel zal overnachten in het goede. God zelf zal hem/ haar geven wat goed is, en wat nog veel mooier is: Hij zal hem/haar in de verborgen omgang met zichzelf toelaten. 

We naderen het einde van het psalter. Aangemoedigd door de beloften die David overdacht heeft, besluit David de psalm met belijdenissen van zijn vertrouwen op God, en zijn verlangend uitzien naar Hem. 

David was eenzaam en ellendig. Dat was hij in werkelijkheid niet, maar het betekende dat hij volkomen uitzag naar God. Zodanig dat hij feitelijk van alle andere hulp en verwachting afzag. Hij werd steeds neerslachtiger en bedrukter maar bad ernstig om hulp en uitkomst. 

Het is heel bijzonder dat David te midden van al zijn ellende alleen maar hulp en uitkomst van God bleef verwachten. Wat zijn zonden betrof, bad hij om volledige vergeving. Hij zag geen uitweg om te ontkomen, maar pleitte onafgebroken op Gods genade. Hoewel hij zich schuldig voelde tegenover God wist hij dat hij wat zijn tegenstanders betrof niemand kwaad had gedaan. Oprechtheid zal in de slechtste tijden onze beste veiligheid zijn. David’s benauwdheden hadden zich wijd uitgestrekt, maar God kon alles ten beste keren. 

‘ Ik wil altijd goed en eerlijk leven, en ik vertrouw op U’ riep hij uit. 

Hij dacht niet alleen aan zichzelf, maar aan het hele volk van God. 

‘ God, bevrijd Israël, bevrijd Uw volk uit alle gevaar. ‘ 

Deze laatste woorden krijgen een bijzondere diepgang nu wij Israël zien worstelen met de slechte daden van Hamas. 

(2) Psalm 25 vers 2, 6 en 10 – Heer’, ai, maak mij Uwe wegen – YouTube

(2) Psalm 25 (Show Me Your Ways) by The Psalms Project (Lyric Video) – YouTube

(2) Shalom Jerusalem – YouTube

(2) Al je haren zijn geteld – Nederland Zingt – YouTube