Psalmen 16

Een stil gebed van David. Bescherm mij God, bij U ben ik veilig. Ik zeg tegen U: ‘U bent mijn Heer. Ik vind mijn geluk alleen bij U. Vroeger vereerde ik andere goden. Maar ik zal niet meer offeren in hun tempels. Ik zal niet meer tot hen bidden. Want mensen die andere goden dienen, krijgen veel ellende en verdriet. Heer U geeft mij alles wat ik nodig heb. Mijn leven is in Uw handen. Alles wat ik van U ontvang is goed. Ik ben gelukkig met wat U mij geeft. Heer, ik dank U, want U geeft mij raad. Steeds denk ik aan Uw lessen zelfs in de nacht. Steeds denk ik aan U, Heer. U bent altijd bij me. Er kan met mij niets ergs gebeuren. Daarom ben ik blij. Ik juich en zing want bij U ben ik veilig. U verlaat mij niet, ik zal niet sterven. U houdt mij weg van de dood omdat ik trouw ben aan U. U leert mij hoe ik moet leven. Ik ben blij omdat U bij mij bent. Dat maakt me gelukkig, voor altijd.’

De titel van deze schitterende psalm luidt: ‘ een kostbaar kleinood, een kostbare psalm.’ Het is een prachtig lied, een vertrouwenspsalm, een vraag om bescherming, gecombineerd met uitingen van een diepgeworteld vertrouwen op God. David wist bij Wie Hij schuilen kon wanneer zich een noodsituatie in zijn leven voordeed. Zijn toekomst was verzekerd en dat riep grote blijdschap bij hem op. 

Het psalter bestaat uit twee delen en vijf strofen. 

 

deel 1 vers 1 2, 4 5, 6
deel 2 vers 7,9 ,10, 11
 

strofen over God: vers 2,4

 

strofen gericht aan God: vers 1, 5-6, 10-11

De omstandigheden waaronder het lied geschreven is, zijn niet bekend. Het is overduidelijk dat David zich weer eens in een heikele situatie bevond, en gevaar liep. Er zijn uitleggers die de mening zijn toegedaan dat David door JHWH voor een ontijdige dood bewaard zou blijven. De ene bijbelverklaring noemt psalm 16 een klaaglied, de andere een loflied. ‘Waak over mij God! ‘ riep David uit. Dit is de enige bede van het psalter –  dat overigens verder boordevol vertrouwen is op JHWH. 

De Heere God was Davids heer en meester. Niets of niemand stak boven Hem uit. De dichter had dat in het verleden al gezegd, maar de inhoud van deze uitspraak bleef onverminderd actueel. David was het eigendom van de Heere, en God was van Hem. Een uitdrukking die in de verzen 5,6 en 11 nader wordt toegelicht. Het is heerlijk om je hart helemaal aan God over te geven, en om met hart en ziel te geloven dat Hij je leven vast in handen houdt. 

Onwillekeurig rijst de vraag in je op aan welke situatie David terugdacht toen hij schreef dat hij vroeger andere goden had vereerd. Waren het de vele vrouwen die hij getrouwd had? Was het zijn grote rijkdom, of zijn zucht naar macht? Ging het om zijn adoratie voor Absalom? 

Wat het ook was, David dacht er niet meer aan om zich in zijn angst en zorgen tot deze mensen of goden te wenden. Hij peinsde er niet over om offers te brengen in de tempels van de afgoden. In plaats daarvan wendde hij zich met hart en ziel tot God. ‘ U bent mijn deel en mijn beker, mijn bestemming is in Uw handen ‘ riep hij hartstochtelijk uit.  

Het is opvallend dat David zichzelf rijk gezegend wist, niet om enig aards bezit, maar om de Heere God. ‘ U bent mijn deel en mijn beker, mijn bestemming ligt vast in Uw handen’.
Wat er op dat moment ook aan de hand was in zijn leven, of hij de troon nog niet in bezit had, of dat hij op de vlucht was voor een vijandig leger, ondanks de heikele situatie waarin hij zich bevond, was hij ervan overtuigd dat God ervoor zou zorgen dat hij zich niet voor eeuwig ongerust hoefde te maken. David was voor altijd veilig in Gods hand. Deze God was zijn raadgever en wilde hem zelfs midden in de nacht de weg wijzen, en geestelijk inzicht verschaffen. De meetsnoeren die gebruikt werden om het land op te meten dat hem was toebedeeld waren bijzonder gunstig gevallen. Een schitterend land was hem toebedeeld. 

Omdat het geloof in God en in zijn levensomstandigheden zo vast was, verheugde de door de profeet Samuel tot koning gezalfde David zich buitengewoon. God zou hem niet prijsgeven aan de sjeoel, de duisternis, en de verlatenheid. JHWH liet David zien hoe hij op een veilige weg kon wandelen, de weg die naar het eeuwige leven zou leiden. Hij zou door alle levensomstandigheden heen vervuld blijven met vreugde en altijd in de nabijheid van God verkeren. 

Je kunt de lijn van dit gedicht doortrekken naar het Nieuwe Testament waar de Heere Jezus de gelovige oproept tot onbezorgdheid ( Matth. 6: 32, 33)
Je voelt het wel aan dat het een heerlijk iets is om met God te leven en te wandelen! Hij kent ieder van ons door en door- ons hart, onze gedachten, elk detail van onze persoonlijkheid. Hij kent onze woorden al voordat wij ze naar Hem toe uitspreken. Niets is verborgen voor Zijn ogen. Er is niemand die Jezus van Zijn à propos brengt. Geen enkele gedachte of handeling is onduidelijk voor Hem. David wist dat, en stelde zich de hele dag God voor ogen. De verzen 8-11 drukken zijn voornemen uit om dit ook altijd te blijven doen. Deze woorden zou Petrus eeuwen later aanhalen op de Pinksterdag in Jeruzalem. ( Hand. 2: 25, 28 ) Ze hadden betrekking op de Heere Jezus Christus. 

JHWH kent ons allemaal, niet alleen zoals we vandaag zijn, maar ook zoals we morgen zullen denken of doen. Hij weet overal raad op, vergeeft onze zonden en kent onze toekomst.  De omvang van Zijn kennis is een overtuigende waarborg voor het geloof in Hem. ( Johannes 16: 30 ).