Psalmen 10

Psalmen 10
Waarom bent u zover weg Heer? Waarom verbergt U zich in moeilijke tijden? Mensen die U niet trouw zijn onderdrukken mensen zonder macht. Heer, laat slechte mensen zelf die pijn voelen die ze anderen aandoen. Slechte mensen vinden zichzelf geweldig. Ze zijn trots op hun rijkdom
. Maar ze zijn rijk geworden door te stelen. Intussen vervloeken ze de Heer. Ze zeggen: ‘ Ik heb God niet nodig. ‘ Slechte mensen vinden zichzelf geweldig. Ze denken: ‘ er is geen God dus kan Hij mij ook niet straffen. Alles wat ze doen gaat goed. Gods oordeel vinden ze niet belangrijk. En ze lachen om kritiek van andere mensen. Ze denken: ‘ Ik ben sterk. Er zal met mij niets ergs gebeuren, nooit. Ze liegen en bedriegen. Ze zijn oneerlijk en gemeen. Ze verbergen zich op stille plaatsen. Daar kijken ze om zich heen of ze onschuldige mensen kunnen doden. De hele dag kijken ze rond of ze iemand kunnen doodslaan. Ze lijken op leeuwen, verstopt in de struiken klaar om andere dieren te doden. Zo vangen slechte mensen anderen. Zo vangen ze mensen zonder macht. Ze duwen hen op de grond en ze trappen hen dood. Slechte mensen denken: ‘ God let er niet op, Hij kijkt niet, Hij ziet niets.
Kom Heere en help! Vergeet zwakke en arme mensen niet. Hoe kan het toch dat slechte mensen geen eerbied voor U hebben? Hoe kan het toch dat zij zeggen: ‘ God straft ons niet? ‘
Maar U bent niet blind, God. U ziet alle ellende en al het verdriet en U wilt altijd helpen. U bent een steun voor mensen zonder macht. U beschermt mensen voor wie niemand zorgt.
Stop de macht van slechte mensen. Straf hen totdat er geen kwaad meer is. Want U bent Koning voor altijd en eeuwig. Mensen die U niet willen dienen jaagt U weg uit het land.
Heer U hoort wat arme mensen vragen. U hoort ze, U geeft ze kracht. U beschermt mensen die onderdrukt worden. U helpt mensen voor wie niemand zorgt. Niemand kan hen uit Uw land wegjagen.

Nadat David zijn klachten in psalm 9 voor God had gebracht, merk je eigenlijk niets van enige verlichting in zijn hart. Hoewel de auteur opgeroepen had tot lofprijzing ( 9: 12), en hij de wens uitsprak dat God in zou grijpen in de geschiedenis van de mens, merkte hij daar in eerste instantie niet zoveel van. Helemaal niets om precies te zijn. ‘Waarom blijft U veraf staan, en verbergt U zich in tijden van nood?’ verzuchtte hij. JHWH stond helemaal niet op om recht te doen, Hij leek David verder weg te zijn dan ooit. De zwakke mens werd nog steeds vervolgd door goddeloze mensen, en leek wel helemaal verstrikt te zijn in de plannen van criminelen. Niet de goddeloze werd door God in zijn plannen stop gezet, maar juist de godvrezende mens. 

Om dit feit kracht bij te zetten, wordt de alfabetische volgorde van het psalter onderbroken. David kon niet begrijpen dat het met de slechte, goddeloze mens goed ging, en de Heere niet ingreep. In de verzen 3 t/m 6 wordt de alfabetische ladder zelfs omgekeerd, om het ontstane onrecht nog wat duidelijker te illustreren. De goddeloze kon zijn vreugde niet op, omdat er aan zijn wensen tegemoet gekomen was. David beschreef hier iemand die totaal geen rekening hield met God of gebod, en zich slechts op zichzelf en zijn eigen krachten beroemde. De goddeloze slaagde in zijn slechte plannen en het leek erop dat zijn ondernemingen steeds opnieuw tot een goed einde gebracht werden. De oordelen van de Heere deden hem helemaal niets. Iedereen die de euvele moed had om hem tegen te spreken werd door de booswicht van leugens beticht. God kwam helemaal niet in zijn plannen voor. Er kwamen wel zwakken in voor, zij werden het slachtoffer van de slechte praktijken van de boosaardige mens. De goddeloze mens zei tegen zichzelf dat hij niet zou wankelen, en niets hem uit zijn evenwicht zou kunnen brengen. 

Toen de dichter zo ver gekomen was met zijn overpeinzingen, leek het erop dat hij helemaal niet meer dacht aan een alfabetische rangschikking van zijn lied. De dichter begon de daden van de slechte mens uitvoerig te beschrijven. De boze mens vloekte, loog en dreigde. Uit al deze negatieve en slechte uitingen kon natuurlijk niets goeds tevoorschijn komen. Dat was ook niet het geval. De daden van de rover worden beschreven, het lijkt erop dat hij een overval aan het plegen was. Hij doodde stiekem onschuldigen, en was er altijd op uit om meer slachtoffers te maken. Zoals een leeuw zich in de struiken verstopt heeft om zijn nietsvermoedende prooi te overvallen, zo was de goddeloze op zoek naar slachtoffers.
Kernachtig beschreef David vervolgens de ondergang van het slachtoffer. Hij dook, kromp ineen, en viel neer in de nietsontziende verwoesting van de goddeloze. Die zich er totaal niet om bekommerde of iemand er erg in had wat hij allemaal voor slechts deed. Aan God dacht de slechterik al helemaal niet. 

David heeft de citaten van de vijanden geciteerd, ze doen sterk denken aan Rabsaké die het leger van de Assyriërs aanvoerde. ( 2 Koningen 18:9-35/ 19:10-13) David smeekte zijn God om op te staan over al het kwaad dat hij zag gebeuren, hij vroeg of de Heere de arme verdrukte slachtoffers niet wilde vergeten. David – die de ogen en het hart van een goede koning in zich omdroeg – vroeg zich af waarom de Heere al dit onrecht niet vergold en rechtzette. 

Terwijl hij dit opschreef en er over nadacht, bepeinsde hij dat het hem onwaarschijnlijk leek dat de Heere het onrecht en verdriet niet op zou merken. Hij wist dat het wel degelijk zo was. Voor zwakken en wezen was de Heere een Toevlucht en Beschermer, dat wist hij zeker. Met hernieuwde moed riep David zijn God dan ook op om het onrecht in ogenschouw te nemen, en de macht van de goddeloze overheerser uit te bannen. Voor altijd was God koning. Er waren hele volken verdreven uit het land Kanaän, veilig was het volk van God uiteindelijk in Kanaän gesetteld. Het leed geen enkele twijfel dat de Heere de wens van nederig levende mensen verhoren zou, en aannemen. Hij zou het hart van Zijn volk versterken, en Zijn oren neigen tot hun geroep. Nooit zou iemand hen meer verjagen of wegsturen. 

Psalm 10 bevat veel theologische thema`s. Het gaat over de regering van JHWH, de regering van de door God verkozen koning, beden om hulp in tijden van nood, het verschil van de levensweg van goede en slechte mensen, de rechtvaardigheid van God ten behoeve van de kwetsbaren in de samenleving. 

De aandachtige lezer merkt wel dat het in psalm 10 niet zozeer om een profetische blik in de verre toekomst gaat, maar dat er nood aan de man was, die een directe oplossing vroeg. Het gaat niet zozeer om het algemene geloof om God als Rechter, maar het gaat om het feit dat het de Heere aan het hart gaat wat er hier op aarde gebeurt en dat Hij hier op aarde al recht doet gelden. 

Je zou kunnen stellen dat David God herinnert aan de wegen zoals die beschreven staan in Psalm 1 waar de goede mens niet meegaat met spot en hoon, met allerlei slechte praktijken, maar waar hij constant bezig blijft met het bestuderen van de wet en het woord van God. Vanuit dit geloof vertrouwde David zijn zaak toe aan God, terwijl hij er vast van overtuigd was dat die ook in zou grijpen. Omdat God er is, bestaat er ook een getrouwe en waarachtige basis om naar te leven. 

Gelovigen kunnen uit psalm 10 leren dat God niet altijd te volgen is in Zijn raad, maar wel alles ziet en hoort. Wie zijn zaak aan Hem toevertrouwd kan er zeker van zijn dat Hij alles in Zijn hand houdt. 

Wie dit weet zal zich altijd van zijn positie bewust blijven. We zijn maar nietige mensen, die een ogenblik uit het stof van de aarde opduiken om hier op aarde ons leven te leven voor God en voor elkaar. 

De geschiedenis staat helaas vol verhalen over tirannen en uitbuiters. Zo heeft God het nooit gewild. 

Wie met de Heere leven mag, heeft altijd grote behoefte om de gunst en goedheid van God te ervaren. Je bent verontwaardigd over slechte praktijken en over zonde, en wilt niets weten van het uitbuiten van je medemens. Hoewel we allemaal zullen sterven worden gelovigen beschermd door de Heere. Mochten we vervolgd worden om ons geloof, dan nog blijft onze God een wreker van het kwaad. 

(1) Psalm 1- Sons of Korah – YouTube