De prediker denkt na over de tijd. Tijd in klassieke zin is het verschijnsel dat gebeurtenissen geordend kunnen worden. Je kunt van een gebeurtenis zeggen dat die na of voor een andere gebeurtenis plaatsgevonden heeft.
Einstein stelde in zijn speciale relativiteitstheorie dat het niet mogelijk is om over ruimte en tijd als twee afzonderlijke entiteiten te spreken. Er bestaat slechts één entiteit, die je de ruimtetijd noemt, en die alle gebeurtenissen in het verleden, heden en toekomst in ons heelal bevat.
Tijd bestaat uit tegenstrijdige gebeurtenissen die ons nu eens goede dingen, dan weer ongeluk brengen, en die ons om de beurt het ene laten doen en dan weer het tegenovergestelde andere. Dit geeft aan ons leven een paradoxaal aspect, bijna een absurde eigenschap mee.
Voor alles wat er onder de hemel gebeurt, bestaat er een bepaalde tijd. De Prediker voert 14 voorbeelden aan die paarsgewijs een handeling met hun tegenstelling uitbeelden. De eerste tegenstelling- baren en sterven – snijdt meteen het hoofdthema leven en dood aan. De tweede tegenstelling – planten en rooien- betekent eigenlijk hetzelfde. Doden en helen, afbreken en opbouwen, huilen en lachen, rouwen en dansen, ontvlammen en verkillen, omhelzen en afweren, zoeken en verliezen, bewaren en weggooien, scheuren en herstellen, zwijgen en spreken, liefhebben en haten, oorlog en vrede. Alle menselijke bezigheden worden vanuit hun positieve en negatieve kant bekeken. Alle tegenstellingen benoemen bezigheden die elkaar uitsluiten en opheffen. Zo wordt het openingsdicht van het boek Prediker ( Prediker 1 ) bevestigd. In alles wat er hier op aarde gebeurt, vindt er uiteindelijk niets nieuws plaats.
Wie een beetje nadenkt moet tot de conclusie komen dat het waar is. Quohelet ( de aanduiding waarmee Salomo zich presenteerde ) kwam onwillekeurig tot de vraag wat het eigenlijk voor zin heeft om je zo af te matten of uit te sloven. Wat is de waarde van al ons gezwoeg hier op aarde? Salomo kwam tot de conclusie dat het geen enkele meerwaarde heeft. Het is vergeefs. Dit denken kun je betwisten, maar Salomo zei dat God alles van ons leven toch al bepaald heeft. Hij stelt de tijd voor de dingen vast, zonder dat de mens er invloed op heeft. Toch zijn er wel degelijk zaken waarop wij mensen invloed hebben. Een mens kan zomaar ziek worden, maar het kan ook zo zijn dat er een leven van onverantwoordelijkheid aan ten grondslag ligt. Denk aan bepaalde slechte leefgewoonten zoals overmatig drank of drugsgebruik, roken, te veel eten en nog veel meer.
Je kunt dit alles ook op een positieve manier opvatten. God heeft alles op de juiste tijd gemaakt, en de eeuwigheid in het hart van de mens gelegd. Hij heeft de mens zo gemaakt dat hij inziet dat er meer is dan het huidige tijdsmoment, en dat hij zoekt naar de afwisseling van de tijden. Op zich is dat niet troostvol, want de afwisseling van tegenstrijdige gebeurtenissen confronteert de mens ermee dat hij niet in staat is om het werk van God te bevatten. Maar is dat erg?
God alleen beheerst de tijd. Hij overziet begin en eind. Voor de mens die zich hier op aarde in de tijd bevindt, blijft het een mysterie waarover hij nadenkt, maar geen vat op krijgt. Het maakt niet uit hoezeer hij daarnaar zoekt. ‘ Ook al zegt de wijze dat hij inzicht heeft, ook hij is niet in staat om de zin ervan te vinden. ‘ ( Pred. 8: 8: 17)
We zijn dus uiterst beperkt in onze mogelijkheden om het leven te kennen en te begrijpen. Dat merk je ook als je onrecht ziet, of wanneer je leest over het lijden van onze medemensen.
Salomo kwam tot de conclusie dat er niets beters is voor de al dan niet lijdende mens om zich tijdens zijn zwoegen te verblijden en te verheugen in de goede dingen die er zijn. Hoe weinig effect het handelen van de individuele mens in het licht van de eeuwigheid ook heeft, het heeft meerwaarde. De harde werker mag zich verheugen in een dankbaar hart, en genieten van de door God geschapen werkelijkheid om hem heen.
Wat wij mensen doen wordt steeds weer ongedaan gemaakt door tegengestelde handelingen. Wat God doet daarentegen, is blijvend, eeuwig, voor altijd. Om die reden mogen en moeten wij diep respect voor Hem hebben.
Het mooiste wat Hij deed was het geven van Zijn Zoon Jezus Christus. Hij was geen martelaar voor Wie er niets anders opzat dan te doen wat Zijn Vader van Hem vroeg. Hij hoefde niet naar het kruis te gaan, maar Hij deed het wel. Hij wist precies wat er zou gebeuren met Zijn leven. Hij doorgrondde het raadsplan van God helemaal, en ging ermee akkoord. (Joh. 18: 4)
De Heere Jezus is daarom zo geliefd door Zijn Vader ( Joh. 10: 17-18). Hij liet ons zien wat Agapè is. Door Hem werd de grootheid van God getoond aan de mensheid ( Joh. 17: 1). Jezus gaf Zichzelf om de zinloosheid van ons bestaan op te heffen. Hij gaf ons Zijn liefde om de dood te verslaan.
Als je de liefde van de Heere Jezus ziet, dan verdwijnt je passiviteit of desinteresse als sneeuw voor de zon. Je houdt van Hem met heel je hart. Het leven wordt een doorgang tot het eeuwige leven. Dat begint hier op aarde maar houdt nooit meer op. Zeker, je geniet hier op aarde van mooie momenten, en van je dierbaren, of vrienden. Maar je weet dat alles pas volmaakt zal worden als je bij Jezus bent.
Hier op aarde leidt de Heilige Geest je stap voor stap. Hij is de Trooster, Degene die je steeds in de waarheid leidt. Zijn sterven en opstanding zijn de garantie dat dit ook voor jou zal gelden.
Deze troost geldt ook als je het lijden niet begrijpt. Je ziet zoveel om je heen. De oorlog in de Oekraïne, de aardbeving en overstromingen in Turkije, het lijden van kinderen in derde wereldlanden, en nog zoveel meer. Je huilt, en hebt geen antwoord op dit lijden. Toch weet je één ding: Jezus gaf zichzelf, Hij verbrijzelde zichzelf. Je zou niet weten in wie je anders zou willen geloven. Daarom blijf je trouw aan wat de apostelen leerden ( Handelingen 2) en wil je een zijn met andere gelovigen.