Micha ( 13 )


Micha ( 13: 8 – 18  ) 
De klacht van Micha gaf zijn benauwde hart expansie. Zijn gebed had zijn perspectief verruimd, en zijn ziel meer geestelijk inzicht gegeven. De profeet trad nu terug om Jeruzalem zelf als een persoon aan het woord te laten. Zoals de oude stad door vijanden omringd werd hadden haar inwoners ook talrijke vijanden die zij het hoofd moesten bieden.
De moeilijke tijden waarin Jeruzalem zich bevond waren door haar tegenstanders met gejuich begroet. “ Waar is de Heere, uw God? “ schreeuwden alle catastrofale toestanden de mensen toe. Uiterlijk leek het er inderdaad op alsof de Heere Israël verlaten had. Daar was geen speld tussen te krijgen. Israël werd  beproefd, het leek alsof de mensen Jahweh met hun gebeden totaal niet konden bereiken. Het leek alsof God Zelf niet langer wist hoe Hij Zijn volk helpen moest. Kortom, het was zo voor het oog een afschuwelijke situatie.
Maar ondanks dat kwam de nieuwe levenskracht van de profeet aan het licht! Vrijmoedig liet hij Jeruzalem aan het woord om haar vijanden toe te spreken.
“ Jij die mij haat, maak je niet vrolijk over mij! Als ik gevallen ben, sta ik weer op! Al zit ik in het donker, de Heere is mijn licht! De toorn van de Heere zal ik dragen – ik weet, ik heb tegen Hem gezondigd – tot Hij voor mij heeft gepleit en Mij recht heeft verschaft. Hij zal mij naar het licht voeren, en Ik zal Zijn gerechtigheid aanschouwen. “ Had de profeet zelf gezondigd? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Maar profeten vereenzelvigden zich met hun volk, en deden boete met en voor hen.
Jahweh die de zonden niet aanschouwen kon, leek op een vader die zijn kind bestrafte, maar het niet toeliet dat iemand anders dat deed. God Zelf zou het voor Zijn volk opnemen. Hij zou gerechtigheid uitoefenen en hen van hun  onderdrukkers bevrijden. Ook deze keer zouden de vijanden die de Heere gebruikt had om Zijn volk te straffen, zelf het onderspit moeten delven. Jeruzalem en de steden van Juda zouden uit het puin herrijzen!
Er zou niet veel van Israëls vijanden overblijven. Ze zouden de dood sterven die zij de Israëlieten toegewenst hadden! En als vuil op de straten vertrapt worden.
Nadat hij dit profetisch uitgeroepen had, wijdde Micha zich opnieuw aan het gebed. Als we merken dat God ons zegent met Zijn liefde en genade, dan geeft ons dat moed om te blijven bidden. Zo ging dat ook met Micha. Hij bad een profetisch gebed dat opklom tot een belofte van geluk. Hij zag een nieuwe exodus voor zijn geestesoog oprijzen. De Heere zou Zijn volk weer leiden, zoals een herder zijn kudde leidt. Net zoals bij de uittocht uit Egypte. ( Exodus 15: 13 / Micha 2 : 12 )De Heere zou weer zijn zoals vroeger! Wat een genade.
Daar zou het niet bij blijven!
Er zou een dag komen dat de Israëlieten de verwoeste muren van hun steden weer op zouden bouwen. Hun woongebied zou zich verder uitbreiden dan het ooit gedaan had. Elke Israëliet zou naar zijn eigen land terugkeren. Ze zouden overal vandaan komen, van verre zeeën en hoge bergen. En God Zelf zou Zijn wonderbaarlijke daden tonen!
Dan zouden ze Hem de eer en glorie toebrengen die Hij waard is.

 
 
 

Geef een reactie