Mattheüs 28: 19

Jullie moeten naar alle volken gaan, zodat iedereen Mijn leerling kan worden. Jullie moeten de mensen dopen in de naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest. 

De woorden die Jezus tegen Zijn leerlingen uitsprak, waren het gevolg van Zijn nieuwe positie, Zijn verhoging en Zijn koningschap. In principe gingen ook andere woorden en profetieën in vervulling, onder andere dat het Heil van God vanaf dit moment ook naar de andere volken van de aarde gebracht zou worden. ( Jesaja 2: 2-5 / Micha 4: 1-5/ Zach. 8: 20-23) De leerlingen hadden al tijdens het leven van Jezus het Evangelie gebracht, maar hun werkterrein was altijd beperkt gebleven tot het Joodse land. ( Matth. 10: 5, 6) 

 

Nu zou alles ander worden, de geweldige boodschap van het Evangelie zou over de hele wereld gaan! ( Matth. 8: 11) Tegelijkertijd met de verhoging van Jezus en de verkondiging van het Evangelie aan de heidenen, zouden de aloude profetieën langzaam maar zeker in vervulling gaan. De definitieve vervulling zal pas komen als Jezus terug zal keren op de wolken van de hemel. Tegen de Oudtestamentische achtergrond gezien dat de volken naar Jeruzalem zouden komen, is het begrijpelijk dat de leerlingen niet gelijk dachten aan een missionaire opdracht. Jeruzalem was een melting pot van volkeren en culturen, ze hoefden dus niet ver te gaan om aan de opdracht van de Heere Jezus te voldoen. ( Handelingen 2: 5 ) Het besef dat ze echt weg moesten trekken uit Jeruzalem gloorde stukje bij beetje en kwam pas later, toen de leerlingen vervolgd werden, Stefanus gedood, en Saulus nog dreiging en moord blies. ( Handelingen 8 )Filippus zou als één van de eersten uitgezonden worden om de kamerling uit Morenland de oude profetieën te verklaren. ( Hand. 8: 26-40 ) Petrus kreeg een missionaire opdracht via Cornelius ( Hand. 10 ), en Barnabas en Saulus werden uitgezonden door de gemeente van Antiochië ( Hand. 13). Achter elke uitzending stak de kracht van God via de Heilige Geest ( Hand. 8: 29 / 10: 3 / 13:2) die ervoor zorgde dat de woorden van de Heere Jezus in vervulling gingen. 

Een discipel van Jezus is iemand die een persoonlijke relatie met Hem heeft, en Zijn onderwijs ook weer doorgeeft aan anderen. Je wordt een discipel van Jezus door gedoopt te worden, en onderwijs van Hem te ontvangen. 

De doop is het begin. Door gedoopt te worden als volwassene erken je dat je het eigendom bent van God de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest. Het noemen van Zijn heerlijke namen bij de doop geeft de relatie aan die een dopeling heeft met de Drie-enige God van hemel en aarde. Voordat een leerling van Jezus alles wat hij of zij geleerd heeft door kan geven aan anderen, is het nodig om het geleerde in praktijk te brengen. Het is nodig dat we leren om ons te houden aan de woorden en inzettingen van de Heere Jezus. De overgave aan de doop is het fundament onder dit onderwijs. 

Jezus Christus gaf Zijn opdracht in eerste instantie aan de apostelen. Zij waren de architecten die het fundament van de wereldwijde kerk moesten leggen. Verder gold deze opdracht ook hun opvolgers, de predikers van het Evangelie. Van eeuw tot eeuw, van geslacht op geslacht zouden er mensen komen die dit uiterst belangrijke werk voort zouden zetten, daar zou de Heere Zelf voor zorgen. Apostelen en profeten, herders en leraars, nooit zou de Kerk het zonder hen hoeven te stellen. De garantie daarvoor had Jezus verdiend, en God de Vader gegeven. 

Het bijzondere verbond met de joden werd nu tenietgedaan. De zaligheid, het heil in Christus moest aan iedereen aangeboden worden, niemand zou buitengesloten worden dan degenen die zichzelf door ongeloof en onboetvaardigheid buitensloten. Het christendom moest in elkaar gevlochten worden met de nationale instellingen. De koninkrijken van de wereld moesten koninkrijken van Jezus Christus worden. Aardse koningen moesten het hemels koninkrijk bevorderen, beschermen en uit helpen bouwen. 

De Heere Jezus  richtte een koninkrijk op in de wereld, wat een genade!