Want al de profeten en de Wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd. ( Matth. 11:13)
Het koninkrijk van God werd geproclameerd (Joh.10). Toch twijfelde Johannes de Doper of het wel waar was, zoals sommige profeten voor hem dat hadden gedaan ( Elia/1 Kon. 19: 3,4/ Jeremia/Jer.20: 14-18/ de Psalmdichters/ Psalm 89: 39-52). Het geloof van Johannes de Doper werd door zijn gevangenneming zwaar op de proef gesteld. Toch was Jezus echt naar de aarde gekomen. Hij sprak tot de boden die Johannes naar hem toestuurde en gaf antwoord op hun vragen. Hij had het over de tekenen van het Koninkrijk, die Hij in het midden van het volk deed en die de beloften van het Oude Testament vervulden ( Matth.11: 4-6/ zie Jes.35: 5,6/ 61:1). Jezus verdedigde Johannes – Zijn wegbereider – tegenover de mensen want zij begrepen helemaal niet wie Johannes was ( Matth.11: 7-15). Hun reactie tegenover hem was het tegenovergestelde van wat God wilde. Ze waren blind voor de werken die het bewijs waren van de aanwezigheid van de Wijsheid in hun midden ( Matth. 11: 16-19). Jezus klaagde daarom over de steden van Galilea die te zelfverzekerd waren om berouw te laten zien, en die de betekenis van Zijn wonderen niet hadden begrepen. ( Matth.11: 20-24)
Hoewel dit allemaal erg treurig was, bleef het kennen van God de Vader uit genade aangeboden aan mensen die vrijwillig plaats wilden nemen op de school van de Wijsheid, en die het juk van de Mensenzoon op zich wilden nemen. De tijd van de profetische bedeling was voorbij. Het draaide niet langer om Mozes en de profeten die de stem van God in het Oude Testament verwoord hadden. Johannes was een overgangsfiguur die beschouwd kon worden als iemand van het Oude Verbond ( Matth. 11: 11/ Lucas 16:16) zowel als van het Nieuwe Verbond ( Matth.11: 12, 13).
Johannes bevestigde de oude profetieën. Alle mensen die hem vroegen naar zijn komaf ( Joh.1:19) kregen als antwoord dat hij de stem was van iemand die riep in de woestijn: ‘ Maak de weg van de Heere recht! ‘ precies zoals de profeet Jesaja dat had gedaan ( Joh.1: 23). Johannes was de gezalfde op wie de Geest van de Heere rustte en die als een lam zijn leven zou geven voor de zonden van zijn volk ( Jesaja 53: 7,8) Johannes haalde de profeten erbij om aan te tonen dat de profeten van het Oude Testament het bij het rechte eind hadden gehad. Jezus was werkelijk in Betlehem geboren, en was in Nazareth opgegroeid.
Jezus en Johannes spraken de woorden van God, en waren daarom duidelijk door God gezonden. ( Joh. 14: 10,24) Achter deze woorden hoor je de oude Joodse grondregel dat een gezondene gold als degene die hem of haar gezonden had. Jezus betrok deze regel ook op Zichzelf ( Joh.12: 44,45/ 13:20 / Matth. 10: 40/ Marc.9: 37/Lucas 9: 48).
Helemaal bovenaan – boven alle profeten en gezondenen – stond de Heere Jezus. Hij sprak de woorden van God als geen ander omdat Hij de Heilige Geest zonder maat bezat. Mateloos, royaal, in alle volheid. Het volkomen tegendeel van mondjesmaat, van beperkt en karig. God de Vader schonk Jezus de Geest zo overvloedig dat Hij onbeperkte volmacht had om Gods woord te spreken. Het kan niet anders of Johannes heeft bij het opschrijven van deze woorden gedacht aan Jezus` doop ( Joh.1: 33).Toen zalfde God de Vader Hem met Zijn Geest tot de Messias. En als zodanig was Hij van Gods Geest doordrenkt. Jezus! Naam aller namen!