Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God.( Marcus 1: 1)
De woorden van dit eerste vers zijn op te vatten als een opschrift, een titel. Dit opschrift introduceert het begin van het evangelie van Jezus Christus zoals dat door Johannes werd gebracht en door Marcus is opgeschreven. Dit Goede Nieuws werd al door de profeten uit het Oude Testament voorzegd.
Deze eerste verzen leiden het begin van Marcus 1 in en geven de lijn van de beloften van God naar het begin van de vervulling ervan aan. Eigenlijk kun je deze lijn ook zien als een introductie van het bijbelboek Marcus.
Met ‘ het evangelie ‘ wordt niet het geschreven verslag van Marcus bedoeld, in die zin werd dat woord toen nog niet gebruikt. Hier wordt de gepredikte boodschap aan geduid, de verkondiging van heil en genade, van het herstel van de relatie met God door Jezus Christus. Een dergelijke evangelieverkondiging was al voorzegd in het Oude Testament. ( Psalm 40:10/ 68:12/ 96:2/ Jesaja 40:9/ 52:7).
Het evangelie van Christus. Hijzelf was niet alleen de Brenger van die goede boodschap, maar ook de inhoud en het middelpunt ervan. De naam Christus betekent hetzelfde als het Hebreeuwse Messias, Gezalfde. Het ziet op Jezus` Goddelijke roeping en taak. ( zie Psalm 2:2/ Joh. 7:41) Met de aanduiding ‘ Zoon van God ‘ verwijst Marcus naar de exclusieve relatie van Jezus met God de Vader.
Met een citaat maakte Marcus duidelijk dat het Evangelie van Jezus Christus voordat het begon al aangekondigd was in het Oude Testament. Door direct aan het begin van zijn boek twee profetieën – Jesaja en Maleachi – uit het Oude Testament weer te geven ( vs 2-3) gaf hij aan dat die tijd nu gekomen was.
De eerste profetie komt uit Maleachi. Deze profeet heeft het over de komst van de Heere om te oordelen en recht te doen.( Mal.2:17/ 3:5) ‘Plotseling zal tot zijn tempel komen die Heere die gij zoekt namelijk de Engel des verbonds die gij begeerd. ‘Het gaat om de komst van God die de Messias is.
Ook in Jesaja 40:3 vinden we dat een voorloper de weg zal bereiden. God legde een weg aan tussen zichzelf en het volk. Terwijl Maleachi deze persoon Elia noemde zou in het Nieuwe Testament blijken dat Johannes de Doper deze rol zou vervullen.
Deze ‘heraut’ werd aangeduid als iemand die een stem van een roepende in de woestijn had. De woestijn herinnert aan de uittocht uit Egypte toen God zich openbaarde aan zijn volk. Toen had de Heere zijn volk via Mozes opgeroepen tot gehoorzaamheid. In het Nieuwe Testament zou Johannes het volk opnieuw vanaf eenzelfde plek oproepen tot gehoorzaamheid.
Het ‘bereiden van de weg des Heeren’ moet je geestelijk zien. Alle hindernissen in het mensenhart moeten worden weggeruimd zodat er plaats komt voor Hem. ( Jesaja 40:14).
De ‘Kurios’ komt! Met deze naam kan zowel de Messias als ook Heer God bedoeld worden. In het Oude Testament wordt de komst van de Messias altijd aangegeven als Zijn eigen komst.
Heel nauwkeurig en precies heeft Marcus zijn inleiding geschreven, via twee inleidende profetieën, en met Johannes de Doper weergegeven als de wegbereider.Johannes de Doper was aan het dopen in de woestijn van Judea in het Jordaandal vlakbij Jericho. Het was een onbewoonde en verlaten streek. Deze plaats sloot naadloos aan bij de beschrijvingen en verwachting dat de Messias Zijn heilswerk zou beginnen in de woestijn.
De bediening van Johannes werd gekarakteriseerd als ‘een doop van bekering tot vergeving der zonden. ‘De waterdoop staat centraal in Johannes werk. De doop is bij Johannes het teken van boete en ommekeer. Een verandering die door God Zelf bewerkt werd. Johannes bracht niet de vergeving zelf, maar hij kondigde die aan en bereidde die voor.
Johannes kon geen zonden vergeven. Dat kan God alleen. ( Psalm 103:12/ Jesaja 1:16,18/53:5/Jer.31:34/Ezech.35:25,29.33/ 37:23) Door Jezus krijgt die vergeving ten volle gestalte en inhoud. ( Handelingen 10:37,38,43/ 13:24,38).
De prediking van Johannes de Doper had een geweldige uitwerking.
‘Heel het Joodse land‘ kwam naar hem toe om naar zijn preken te luisteren en gevolg te geven aan zijn oproep. Waarschijnlijk wordt het land Judea hier bedoeld. De doop was onder de Joden bekend als reiniging bij ceremoniële onreinheid ( vgl. Lev. 15 / 16: 4,24/ 17:15,16).Het was nieuw dat de doop nu het teken werd van de bekering. Het openbaar belijden van de zonden is bedoeld als een uiting van oprecht berouw en gaat aan het ontvangen van de vergeving vooraf.
Johannes droeg een kleed dat van kameelhaar gemaakt was. De leren gordel was bedoeld om bij het lopen de mantel op te tillen. Het hele voorkomen van Johannes onderstreepte het feit dat hij als een boeteprediker optrad en paste bij de soberheid van de woestijnbewoners. Het herinnert aan de profeet Elia. Ook het voedsel dat hij at getuigde van soberheid en matigheid. Sprinkhanen en wilde honing waren in de woestijn van Judea overvloedig aanwezig. Ze dienden als voedsel voor de daar wonende en rondtrekkende bedoeïnen. Sprinkhanen werden in zout water gekookt of ze werden gedroogd en geroosterd op een kolenvuurtje.
Het belangrijkste wat Johannes de Doper deed was het aankondigen van de Sterke ( Jes. 9:5). Johannes achtte zichzelf niet waard dat hij Zijn sandalen los mocht maken en Zijn voeten wassen, taken die een slaaf normaal gesproken uitvoerde. Zo tekende Johannes de Heere Jezus als Iemand die veel hoger en belangrijker was dan hijzelf. Het werk van Jezus zou ook veel belangrijker zijn dan het werk van Johannes. Johannes doopte de mensen door onderdompeling in het water als een uiterlijke reinigingsceremonie. Maar de Komende Heer Jezus zou de mensen met de Heilige Geest dopen.
Vlak voordat dit heerlijke feit plaats zou vinden, zou Jezus deze woorden herhalen ( Handelingen 1:5). Ook Petrus zou ze aanhalen ( Handelingen 11:16,17). De profeten hadden herhaaldelijk beloofd dat de Heere God als gave van de eindtijd Zijn Geest uit zou storten op de mensen ( Jes.32:15/ 44:3/ Efeze 37:14/ Joël 3:1). Deze belofte is dan ook nauw verbonden met de vergeving van zonden. ( Efeze 36: 15-27).
Er waren veel Joden die dachten dat Gods Geest met de laatste profeet verdwenen was. Maar Johannes verkondigde dat deze tijd van dorheid nu spoedig voorbij zou zijn. De vervulling van zijn aankondiging vond plaats bij de Doop van de Heere Jezus en in de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag. ( Hand. 2).
Nu komen we uit bij Marcus.Zijn prediking sloot aan bij die van Johannes de Doper. Vanaf het moment dat Johannes uit de openbaarheid verdween ging Jezus in het openbaar optreden. ( Handelingen 10:37). Jezus begon Zijn prediking in Galilea, de streek waar Hij was opgegroeid.De prediking van Jezus sloot aan bij die van Johannes. ( Marcus 1:4,7 / Matth. 4:17)
‘Nadat Johannes gevangen genomen was, ging Jezus naar Galilea, waar hij Gods goede nieuws verkondigde. Dit was wat Hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij, kom tot inkeer en geloof het Goede Nieuws.’ ( Marc. 1: 14,15 )
Met deze woorden is Marcus gekomen bij zijn eigenlijke evangelie van Jezus Christus. Al het voorgaande was een inleiding. Daarbij stipte Marcus zomaar hier en daar wat feiten aan. De prediking betreft het Koninkrijk van God, wat al eeuwen lang als doel van God voor Zijn volk aangekondigd was. Johannes predikte dat het Koninkrijk nabij gekomen was, de Heere Jezus sloot zich hierbij aan en vulde dit verder in.
‘Het Koninkrijk is dichtbij’ zei Jezus. ‘ Het is toegankelijk voor wie dat wil, het is mogelijk geworden om daar deel aan te krijgen, ook al laat de vervulling ervan nog op zich wachten.’ Daarom zei Jezus ook dat de tijd vervuld was. Hij bedoelde daarmee dat het door God bepaalde tijdstip – het beslissende moment van de heilsgeschiedenis- aangebroken was.
‘Bekeert u!’ had Jezus in navolging van Johannes de Doper gezegd.
‘En gelooft het Evangelie!’ Deze uitroep had Hij eraan toegevoegd.
Jezus riep toen en nu alle mensen ertoe op om vertrouwen te stellen in de boodschap zoals Hij die liet weerklinken. ( vlg. Joh. 12:36).
Waarom zouden we dat niet doen? God zal Zijn eigen werk in ons voortzetten en voltooien. Zo is God!