Marcus 10: 1-45

Marcus 10: 1-45 

Jezus trok naar Judea en was van plan om daarna Jeruzalem te bezoeken. Onderweg vroegen de farizeeën Hem naar Zijn mening over één van de vele onderwerpen waarover ze onderling van mening verschilden. Nadat Hij allerlei wijze woorden gesproken had over de echtscheiding en de instelling van het huwelijk probeerden de mensen kinderen bij Hem te brengen. Maar de leerlingen berispten de ouders. Jezus wond Zich daarover op en nodigde kinderen en moeders nadrukkelijk uit om naar Hem toe te komen. De reis naar Jericho was nog maar half voltooid toen er opnieuw iets bijzonders gebeurde. Er kwam een welgestel iemand naar Hem toe, knielde voor Hem neer en vroeg: ‘ Goede Meester, hoe kan ik het eeuwige leven krijgen?’ 

Jezus zei tegen hem; ‘Je noemt Mij goed, maar waarom doe je dat eigenlijk? Alleen God is goed, verder niemand. Je weet toch welke regels er in de Wet staan? Je mag niemand vermoorden, je mag niet vreemdgaan, je mag niet stelen. Je mag niet liegen en je moet eerlijk zijn en respect hebben voor je vader en je moeder.’ Nadat gebleken was dat de man zich perfect aan deze regels gehouden had, vroeg Jezus hem liefdevol om alles wat hij had te verkopen en het geld aan de armen te geven. Dan zou er een hemelse beloning op hem wachten. Deze opgave was de man teveel. Hij liep teleurgesteld weg want hij was erg rijk. 

Jezus verklaarde de mensen om Hem heen dat het voor rijken erg moeilijk was om in Gods nieuwe wereld te komen. Je zou nog eerder een kameel door het oog van een naald zien kruipen. De leerlingen schrokken heel erg van deze woorden. Ze zeiden tegen elkaar: ‘ Wie kan er dan nog gered worden? ‘ Volgens de woorden van Jezus zou er menselijkerwijs gesproken niemand gered kunnen worden. Alleen voor God waren alle dingen mogelijk. 

Het bleef even stil. De leerlingen dachten na over de woorden van de Messias. ‘ Meester, hoe zit het dan met ons? ‘ vroeg Petrus. ‘ Wij hebben alles achtergelaten om met U mee te gaan. ‘ 

‘Als je voor Mij kiest moet je bereid zijn om alles op te geven.’ antwoordde Jezus. ‘ Je broers en zussen, je ouders en kinderen, je huis en je land. Maar bedenk dat je er honderdkeer zoveel voor terug zult krijgen. ‘ Broers en zussen, ouders en kinderen, huizen en land. Jullie zullen het ontzettend moeilijk krijgen. Maar er komt een dag dat je Gods nieuwe wereld binnen zult gaan. Dan krijg je het eeuwige leven. ‘ In Mijn koninkrijk komen de onbelangrijkste mensen het eerst en de belangrijkste mensen het laatst.’ 

Iedereen zweeg. Ze hadden allemaal hun zakken vol. Jezus leek haast te hebben om verder te reizen naar Jeruzalem. De leerlingen voelden zich helemaal niet goed, ze leken de escapades van hun Meester met angst en beven tegemoet te zien. Schoorvoetend volgden ze Hem. ‘ Ethambounto ‘ wordt meestal vertaald met ‘ met vrees en beven, met schrik vervuld zijn, met verbijstering, ontzetting’. Ze waren doodsbang voor een aanslag van de farizeeën. ( Mar. 11: 18). 

De andere volgelingen van Jezus waren ook niet blij, maar zij wisten niet wat de leerlingen allemaal al uit de mond van hun Meester hadden gehoord. Aan Zijn twaalf leerlingen had Jezus al meegedeeld wat er te wachten stond. ( Mar. 8: 31 / Mar 9: 31). Daarom waren de leerlingen veel banger dan de andere volgelingen van Jezus. 

Daar ging de stoet met Jezus voorop. Voor de derde keer sprak Jezus apart met Zijn leerlingen over alles wat er met Hem zou gebeuren. ‘ We zijn op weg naar Jeruzalem. Daar zal de Mensenzoon uitgeleverd worden aan de priesters en wetsleraren. Ze zullen besluiten dat Hij gedood moet worden. Ze zullen Hem aan de ongelovigen uitleveren. Die zullen Hem bespotten, Hem in Zijn gezicht spugen en met de zweep slaan. Daarna zullen ze Hem doden. Maar na drie dagen zal Hij opstaan uit de dood. ‘ 

Jeruzalem werd nadrukkelijk genoemd als eindbestemming. Daar zouden de door Jezus genoemde gebeurtenissen plaatsvinden. Jezus zou volgens de Joodse rechtbank veroordeeld worden. ( Marcus 14: 64). De overpriesters en schriftgeleerden werden genoemd als de vertegenwoordigers van het Sanhedrin. De Joden zouden Jezus aan de heidenen ( d.w.z. de Romeinen ) uitleveren. ( Marcus 15: 1-3). De Romeinen zouden Hem bespotten, geselen en bespugen en tenslotte doden ( Marcus 15: 16-19). Gelukkig sloot Jezus ook nu weer af met de nadrukkelijke voorzegging van Zijn opstanding uit de doden. ( vs 34 ). 

Er wordt niet precies gezegd van wie Jezus zoveel te lijden zou krijgen. Het ligt voor de hand dat we gelijk aan de Romeinen denken maar het is niet ondenkbaar dat er ook veel lijden te verwachten was van de kant van de Joodse autoriteiten. ( Marcus 14: 65). 

Jezus was nog niet uitgesproken of de broers Jakobus en Johannes kwamen naar Hem toe met een vraag. Ze zeiden: ‘ Meester wilt U ons iets beloven? Als U straks bij God bent, mogen wij tweeën dan naast U zitten, de één rechts en de ander links van U? ‘ 

Jezus keek de leerlingen eens aan en zei toen: ‘ Jullie weten niet wat jullie vragen! Jullie weten toch wat Ik mee moet maken? Ik moet lijden en gedood worden. Kunnen jullie dat soms ook? ‘ ‘ Ja dat kunnen we ‘ zeiden de broers. Toen zei Jezus: ‘ Inderdaad jullie zullen hetzelfde meemaken als Ik. Ook jullie zullen lijden en gedood worden. Maar Ik bepaal niet wie er straks naast Mij mogen zitten. Dat bepaalt God. ‘ 

De algemene toezegging van het eeuwige leven was deze leerlingen nog te vaag. Ze begrepen de essentie van de boodschap van Jezus nog niet. Ze wilden nu al een duidelijke toezegging over hun bijzondere plaats in het Messiaanse rijk. Om precies te zijn, ze wilden de meest eervolle plaatsen in de wacht slepen. Aan het onderwijs dat Jezus hier direct aan verbond over heerschappij voeren kunnen we opmaken dat de leerlingen gedacht moeten hebben aan de twaalf tronen die voor de discipelen bestemd waren ( Matth. 19: 28). De twee broers wilden die tronen die het dichtst bij de Messias stonden hebben. 

Ze beseften niet dat de weg om daar te komen dwars door lijden en verdrukking heen zou moeten gaan. ( Hand. 14: 22). In het Oude Testament is de drinkbeker vaak een beeld van het lijden en het oordeel dat over iemand komt en dat door niemand minder dan door God Zelf wordt uitgedeeld. ( Psalm 11: 6/ 75: 9 / Jesaja 51: 17, 22/ Jeremia 25: 15/ 51: 7 ) 

Zo zou Jezus de lijdensbeker moeten drinken. ( Marcus 14: 36 / Joh. 18: 11 ). De uitdrukking: ‘Met de doop gedoopt worden‘ moet je hier opvatten als : ‘Met lijden overspoeld worden.‘ Het Messiaanse rijk zou pas aanbreken als de Heilige Geest in volheid zou worden uitgestort. ( Hand. 14: 22). 

Ja de leerlingen zouden ook moeten lijden. Petrus zou worden gedood en Johannes werd veroordeeld tot ballingschap op het eiland Patmos. ( Hand. 12: 2 / Openbaringen 1: 9 ) 

De leerlingen dropen min of meer af. Het was niet zo`n slimme actie van hen geweest, de andere leerlingen werden kwaad op hen. ‘aganekteo ‘ ze waren helemaal ontdaan van het idee alleen al dat Jakobus en Johannes dat hadden durven vragen. Hoe haalden ze het in hun hoofd? Wat hadden ze eigenlijk voor op de andere leerlingen? Jezus had gelijk in de gaten wat er gebeurde. Hij riep de leerlingen bij elkaar en zei: ‘ Jullie weten hoe het gaat in de wereld. Koningen heersen over hun volk. En mensen met macht spelen de baas over anderen. Maar zo mag het bij jullie niet zijn. Als je de belangrijkste wilt zijn moet je de anderen dienen. Als je de voornaamste wil zijn moet je voor de anderen zorgen zoals een slaaf dat doet. Want ook Ik, de Mensenzoon ben niet gekomen om over mensen te heersen. Ik ben er juist om mensen te dienen. Ik zal Mijn leven geven om veel mensen te redden. ‘ 

In de wereld is regeren gebaseerd op macht. Veel mensen die een machtspositie hebben proberen die veilig te stellen door hun ondergeschikten min of meer met geweld in bedwang te houden. In de wereld geldt het dat diegene de grootste is die de meeste macht heeft. Maar de principes in het koninkrijk van God zijn van een totaal andere orde. Juist door een dienaar van anderen te zijn word je geschikt om te regeren in het Koninkrijk van God. 

‘Ik zal Mijn leven geven om veel mensen te redden. ‘ zei Jezus. Het is aan ons om onszelf af te vragen of wij daartoe ook bereid zijn.
Wilde Jezus met deze woorden zeggen dat wij ons zo moeten vernietigen zoals Hij dat Zelf gedaan heeft? Nee, Jezus heeft voor ons geleden. Wij hoeven dat niet nog eens over te doen. Hij bedoelde dat we ons moeten oefenen om in al ons doen en laten op Hem te lijken. Deze weg van leren zal pas ten einde zijn wanneer we bij Hem aangekomen zijn in Zijn hemels koninkrijk. 

Opwekking met tekst 268 Hij kwam bij ons heel gewoon (youtube.com)