Kinderen in de Bijbel

 

Vlak voor het ogenblik dat Jezus van Nazareth Galilea het land doorreisde om het Koninkrijk te verkondigen, koos de Dienaar van de Heer Zijn apostelen uit. Zij moesten de missie van de Mensenzoon voortzetten ( Math. 10: 1 – 4, 7, 8, 40 ). 
In de aanwijzingen die zij meekregen benadrukte de Leraar de noodzaak van het afhankelijk-zijn van de Vader. Daar zat een reden achter: de onzekere levenssituatie van de Meester, Die bijna geen enkele dag wist waar Hij de volgende avond Zijn hoofd neer zou kunnen leggen.  ( 8: 20 ) Dat was een gegeven waar zij zelf ook rekening mee zouden moeten houden.
De Heere Jezus nam geen blad voor de mond en onthulde ronduit hoe moeilijk Zijn missie voor hen allemaal  te vervullen zou zijn. Zij zouden in hun werk voortdurend met moeilijkheden geconfronteerd worden. Vervolging, afwijzing en haat zouden hun deel zijn ( Math 10 vs 16 – 25 ). Dat was geen sinecure! Gelukkig verzekerde de Meester hen via de Geest  van Zijn Vader van Zijn onvoorwaardelijke steun en toewijding.
Toen de rede van de Heere Jezus ten einde liep, sloot Hij die met drie lessen af. De eerste doelde op het overwinnen van de angst die het hart van Zijn leerlingen zwaar maakte, maar ook over de vastbeslotenheid om zich voor Jezus uit te spreken ( Math 10 vs 26 – 33 ). In de tweede les wees Hij op de onvermijdelijke verdeeldheid die het Evangelie van het Koninkrijk zou veroorzaken ( Math 10: 34 – 39 ), en op de noodzakelijke keuzes die dit met zich mee zou brengen. In de derde les had Jezus het over de ontvangst en de hemelse beloning voor Zijn dienst met de verzekering dat de opdracht van de apostelen zijn vruchten af zou werpen ( Math 10: 40 – 42 ).
Voordat Hij hier op aarde ook maar één stap afgelegd had wist Hij alles al. Onbegrijpelijke liefde en trouw deden Hem stap voor stap achter Zijn Vader aangaan. Niemand snapte er iets van. Zelfs Johannes de Doper liet vanuit de gevangenis de vraag komen: “ Wie bent U? “ ( Math. 11: 2,3 ).
De mensen wisten niet wat hen overkwam! Blinden konden zien, verlamden lopen. Mensen met huidvraat werden gereinigd en doven verstonden alles. Doden werden opgewekt en armen werd het evangelie verkondigd. Wie was deze Man? Was Hij Elia? De Messias? En Zijn woorden, wat moesten ze ermee? Ondanks de tekenen en wonderen ergerden velen zich aan Hem.
Jezus wist dat!
“ Waarmee zal Ik de mensen van deze generatie vergelijken? “ verzuchtte Hij. “ Ze lijken op kinderen die op het marktplein zitten en elkaar toeroepen: “ Toen we voor jullie op de fluit speelden wilden jullie niet dansen. Toen we een klaaglied zongen wilden jullie niet rouwen”. Johannes de Doper kwam. Hij vastte en dronk geen druppel alcohol. En men zei: “ Hij is niet goed snik, hij is door een demon bezeten”. 
Nu is de Mensenzoon gekomen. Hij eet en drinkt, en men zegt: “ Kijk eens, wat een veelvraat, een dronkaard, vriend van tollenaars en zondaars. Dat kan nooit. Toch zegt de Bijbel twee keer dat de Wijsheid door heel hun optreden in het gelijk gesteld was ( Math. 2: 40 / 52, 11: 31, 21: 15.) Hoe zat dat allemaal?
Johannes was de wegbereider. Jezus was de Vervulling.
Alles aan hun optreden was different. 
Voor hun tijdgenoten was het dwaas, het leek niets van doen te hebben met de wetten van de Thora. In scherpe bewoordingen wezen ze alles af. Wat was het antwoord van de Heere Jezus op deze felle beschuldigingen? 
“ Ik loof U Vader, Heer van de hemel en de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Zo hebt U dat gewild ( Math. 11: 25 ).
Het zal je maar gezegd worden. Velen namen aanstoot aan Hem. 
Maar de door de Vader aan Hem toevertrouwden wisten Wie de Zoon was. Wie de Vader was. Zij lieten zich door Hem hun lasten afnemen, en rust schenken. Zij namen Zijn juk op zich en leerden van Hem dat Hij zachtmoedig was, en nederig van hart. Zo vond hun ziel werkelijk rust. Want Zijn juk is zacht, en Zijn last is licht. ( Math. 11: 28 – 30 ) 
 

 
 

Geef een reactie