Joh. 15:26 (2)

De Heilige Geest getuigt van Christus. Deze uitspraak van de Heere Jezus moeten we lezen tegen de achtergrond van Joh. 15 vers 22 en 24. We hebben gezien hoe Jezus Zijn leerlingen erop wees dat Zijn woorden en werken tegen de ongelovige Joden getuigden. In dat kader zou ook de Heilige Geest die op komst was (vgl. Joh.16:7) een hartelijk getuigenis over Jezus Christus afleggen. Dat getuigenis was er toentertijd op gericht om de Joden een overtuigend bewijs van hun zonden te geven. (zie Joh. 16: 8-11), maar ook van het geluk en de genade die er bij Jezus te vinden was. ( Joh. 15:23-27)

God is buiten Christus een verterend vuur en een eeuwige gloed bij Wie niemand wonen kan. ( Jes.33:14 / Hebr. 13:29 )

Wij mensen weten en geloven niet dat deze woorden de waarheid zijn voordat we over Hem hebben horen spreken. In Romeinen 10:14 staat geschreven: ‘Ieder die de Naam van de Heer aanroept zal worden gered. Maar hoe kunnen ze Hem aanroepen als ze niet in Hem geloven? En hoe kunnen ze in Hem geloven als ze niet over Hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over Hem horen als Hij niet verkondigd wordt?’

De apostel Paulus worstelde met het feit dat de meeste Joden Jezus Christus nog niet als Heere en Verlosser hadden aanvaard. Ze waren nog niet behouden. Daarom stelde Paulus vier op elkaar aansluitende vragen die uitsluitsel moesten geven over de vraag wie er hiervoor verantwoordelijk was.

De eerste vraag was logisch. Hoe zouden de Joden Jezus als Messias aan kunnen roepen als zij niet eerst tot geloof in Hem kwamen? Als ze niet wilden geloven dan hadden ze hun verloren-gaan aan zichzelf te wijten. (Rom.10 vs 16,17,21)

Bij de tweede vraag: ‘Hoe kunnen zij geloven in Hem van Wie zij niet gehoord hebben?’verschuift de aandacht. Want als ze nog nooit over Hem gehoord zouden hebben dan zouden ze niet veroordeeld kunnen worden om hun ongeloof. Die verantwoordelijkheid zou dan liggen op de schouders van de predikers die nagelaten zouden hebben om het Evangelie te verkondigen. Vandaar de vraag: ‘Hoe kunnen zij horen zonder prediker?’

Met de vierde vraag verschuift de aandacht opnieuw. ‘Hoe kunnen zij prediken zonder gezonden te zijn? ‘Ja, als God het nagelaten zou hebben om predikers te sturen, dan zou uiteindelijk Hij alleen verantwoordelijk zijn voor het verloren gaan van het Joodse volk.

Deze vraag raakte Paulus persoonlijk. Hij wist zich een geroepen apostel met de taak om het evangelie van Jezus Christus aan Joden en heidenen te brengen. ( vlg. Hand. 9: 15/ 22:21/ 26:17/1 Kor.9:16,17).

Paulus beantwoordde deze vraag met een citaat uit Jesaja 52:7. ‘Hoe welkom is de vreugdebode die over de bergen komt aangesneld, die vrede aankondigt en goed nieuws brengt. Die redding aankondigt en tegen Sion zegt: ‘Je God is Koning.’
Over wie had Jesaja het? Profetisch gezien had hij het over Jezus Christus, de Zoon van God. Maar in Hem besloten lagen ook allen die in Zijn voetsporen wilden gaan, en net als Hij de boodschap van licht en heil wilden brengen.

Bij een veldslag kreeg iemand de opdracht om de koning en het volk de uitslag van de strijd te brengen ( 2 Sam.18:26). Afhankelijk van de interpretatie van Jesaja 52: 6-10 kan het gegaan zijn om een schildwacht bij Jeruzalem die de terugkeer van ballingen meldde, maar ook om een profeet die het Messiaanse koninkrijk aankondigde en de komst van de Heere God die aan het hoofd van de nieuwe Exodus Zijn volk verlossing zou brengen. Paulus – die deze tekst citeerde – identificeerde de boodschapper met de verkondiger van het nieuwe verbond. ( Romeinen 10: 15/  Efeze 6:15. )

Sion je God is Koning! Uit de bevrijding en het heil van Zijn volk blijkt dat God regeert. (zie Psalm 93:1 / vgl. Hand.1: 3/ 19: 8/ 28: 23 ) Hijzelf staat in voor de voortgang van Zijn koninkrijk onder de volken. ( Matth. 28: 18-20) Hij zal er altijd weer voor zorgen dat er mensen komen die de boodschap van het Evangelie in al zijn volheid willen brengen. De krachtige hulp die ze nodig hebben komt van de Heilige Geest!