Hebreeën 13: 1-15

Hebreeën 13 : 1 – 15 

Wie de Hebreeënbrief bestudeert zal de leer van de verzoening beter begrijpen en geïnspireerd worden tot het geloof in onze hemelse Vader en in Zijn Zoon Jezus Christus. 

Het slothoofdstuk van de Hebreeënbrief bestaat voor het grootste deel uit vermaningen en goede raad. Er worden door Paulus geen nieuwe dingen genoemd, eigenlijk wist iedereen al genoeg, en ook dat het waar was wat hij verkondigde.De vermaning tot broederliefde vind je op meer plaatsen in de Bijbel ( Rom. 12: 10 / 1 Tess. 4: 9 / 1 Petr. 1: 22 / 2 Petr. 1: 7). De vermaning tot gastvrijheid was een belangrijk item, zeker voor de mensen in het Midden-Oosten. De schrijver herinnerde de lezers aan Abraham en Lot die door hun gastvrije houding onwetend engelen in hun tent genodigd hadden ( Gen. 18, 19 ). Jezus Zelf heeft gezegd: ‘ Wie u ( lees: volgelingen van Jezus )  ontvangt, ontvangt Mij  ( Matth. 10: 40-42). 

In het verleden hadden de lezers meegeleden met gevangenen en mensen die gesmaad en verdrukt werden. Nu werd deze liefdevolle houding opnieuw van hen gevraagd. Het lijkt erop dat er opnieuw mensen waren die vervolgd werden en er moest praktische hulp worden gegeven. Hier speelt de gedachte mee dat alle gelovigen één zijn in Christus. Als er één lid lijdt, dan lijden alle andere leden ook.( 1 Kor. 12: 26). 

Om dit lijden aan te duiden, gebruikte de schrijver het woord ‘ kakoucheo ‘ wat plagen of kwellen betekent. Te denken valt hierbij aan lichamelijke kwelling, mishandeling. De lezers moesten beseffen dat dit leed hen zelf ook zou kunnen overkomen. 

De volgende vermaning van de apostel Paulus  heeft betrekking op het huwelijk. De lezers werden aangespoord om de unieke verbintenis tussen één man en één vrouw heilig te achten en te waarderen. Het was niet nodig om ascetisch te leven, maar een losbandig leven of echtbreuk was uit den boze. Het in ere houden van het huwelijk betekende voor ongehuwden dat ze geen seksuele omgang hadden met elkaar voordat zij voor God en voor de wet getrouwd waren. Voor gehuwden betekende het dat ze hun huwelijksbed alleen deelden met de man of vrouw met wie ze getrouwd waren. Alleen zo bleef het echtelijk bed onbevlekt en zuiver. Het bevlekken van het echtelijk bed vind je voor het eerst in Genesis 49: 4 en Gen. 35. Dat het in ere houden van het huwelijksbed inhoudt dat het huwelijk in stand gehouden wordt is een logisch gevolg uit deze regel uit de wet van God. ‘ ‘Pornoi ‘ zijn mensen die ontucht plegen
‘Mochoi ‘ zijn mensen die huwelijksontrouw plegen door een seksuele relatie aan te gaan met iemand die al getrouwd of verloofd is. In het Oude Testament golden deze zonden als die van het ergste soort. Het huwelijk is een beeld van de relatie tussen Christus en zijn gemeente. ( Efeze 5: 25- 32) 

In dit alles staat de wil van God centraal. We weten dat de wereld heel anders over deze zaken denkt. Maar voor de Heere is het niet belangrijk hoe een samenleving of een werelds gericht denkt. God oordeelt. (  1 Kor. 13: 4-7 / Hebr. 10: 27 / 1 Kor. 6: 10 / Efeze 5: 5, 6 / 1 Tess. 4: 3-7. 

Nu volgt er een vermaning tegen hebzucht. Volgens de Bijbel is dit niet anders dan afgoderij. Het woord ‘ a – phil – arguros ( niet- liefhebbend- geld ) vinden we verder nog in 1 Tim. 3: 3 als een vereiste voor toekomstige opzieners. Tevreden zijn met wat je hebt is een belangrijk thema in dit bijbelgedeelte. Wie steeds maar naar meer verlangt is geneigd om af te dwalen van het geloof ( 1 Tim. 6: 6, 8, 10 ) Ook Jezus heeft vaak voor dit gevaar gewaarschuwd. In Matth. 13: 22 vind je het bedrog dat rijkdom heet als belangrijkste motief en oorzaak voor geloofsverzwakking en afval van het geloof. 

‘Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten. ‘ Deze belofte van JHWH vind je terug in Deut. 31: 6, 8. Wanneer gelovigen zich richten op het dienen van God, dan zal Hij op Zijn beurt altijd in het nodige voorzien. 

Wie dit gegeven op zich in laat werken wordt in de goede betekenis van het woord zorgeloos en ontzettend dankbaar. De Heere voorziet, Hij heeft het Zelf beloofd! Mensen zijn dan misschien in staat om de gelovigen te vervolgen of hun bezittingen te roven, maar de eeuwige erfenis ligt boven in de hemel bij God en is daar veilig bewaard. Niemand zal die weg kunnen nemen of veranderen.