Handelingen 9:26-31

Handelingen 9: 31 Met hulp van de Heilige Geest gingen steeds meer mensen geloven. De kerk groeide, en alle gelovigen leefden zoals de Heer het wilde. 

Toen Saulus na zijn vlucht uit Damascus in Jeruzalem terugkwam, was het al drie jaar geleden dat hij door Jezus was stilgezet tijdens zijn bloedige achtervolging van de gelovigen. ( Galaten 1: 18). Tijdens zijn afwezigheid was er in Jeruzalem weer een gemeente ontstaan. Veel gelovigen die voor zijn schrikbewind waren gevlucht, hadden de moed gevonden om weer terug te gaan naar de stad. Maar hun pijnlijke herinneringen waren ze nog niet kwijt. ( Handelingen 22: 4/ 26: 10,11).

Sommige mensen waren gefolterd en min of meer getraumatiseerd door alles wat er gebeurd was. Geen wonder dat deze mensen dachten dat Paulus met een verkapte smoes teruggekomen was, en de gelovigen in no time opnieuw zou gaan vervolgen. Gelukkig trok een zekere Barnabas zich het lot van Saulus aan. In Handelingen 4: 36 kun je lezen dat zijn eigenlijke naam Jozef luidde, en dat de apostelen hem Barnabas genoemd hadden. ( zoon van vertroosting betekent dat ). Deze bijnaam zal naast zijn profetische gaven ( Handelingen 13: 1) ook betrekking hebben gehad op zijn vriendelijke en geduldige karakter ( Handelingen 11: 24). Barnabas` positieve eigenschappen blijken niet alleen uit deze situatie, maar ook in Handelingen 11: 25 en 15: 37. Barnabas introduceerde Paulus bij de apostelen door alles over zijn bekering, roeping en evangelieverkondiging te vertellen. In Galaten 1: 18, 19 kun je lezen dat de genoemde kennismaking was met Petrus en Jakobus. De andere apostelen waren waarschijnlijk niet in Jeruzalem aanwezig. 

Zoals eerst Ananias dat had gedaan, vertelde Barnabas dat Paulus werkelijk de opgestane Jezus had gezien. Hij had Zelf met hem gesproken, en ervoor gezorgd dat er iemand kwam om hem de handen op te leggen. Enkele dagen later had Paulus zonder angst en vrijmoedig het goede nieuws over Jezus verteld. 

Volgens Galaten 1: 18 bleef Paulus na deze kennismaking ongeveer vijftien dagen bij Kefas. Paulus ging intensief met de apostelen om, en begeleidde hen overal waar ze naartoe gingen. 

De discussie met de Griekse Joden – ook wel hellenistai genoemd – laaide hoog op. Paulus ,die uit Sicilië afkomstig was, hoorde zelf ook bij deze groep. Veel van deze Joden kenden hem nog vanuit de tijd dat hij Stefanus had laten stenigen. De vervolgingen lagen nog vers in het geheugen natuurlijk. De geschiedenisboeken zeggen dat de Griekssprekende Joden meerdere pogingen deden om Paulus dit te vergelden, en hem te vermoorden. De gelovigen die van dat plan hoorden brachten Paulus in veiligheid, naar Caesarea, een havenstad met voornamelijk ongelovigen ( heidenen ). Hier was hij veiliger tegen Joodse aanslagen. Vanaf die plek werd hij naar zijn geboortestad gebracht, een plaats in Zuid-Turkije die Tarsus heette. 


Volgens Galaten 1: 21-23 heeft Paulus daar in de daaropvolgende jaren het evangelie gebracht alsook in het aangrenzende Syrië. Door de bekering van Saulus was er een einde gekomen aan de felle vervolgingen. Voorlopig hadden de gemeenten vrede en rust. In de oudste handschriften staat overigens ‘ gemeente’ in het enkelvoud, wat aangeeft dat het om de hele Kerk gaat. Naast de gemeente in Jeruzalem waren er gemeenten ontstaan in Judea en Samaria, maar ook in Galilea, de plaats waar Jezus Zijn bediening begonnen was. Alle gemeenten werden opgebouwd, het individuele geloof van de gemeenteleden werd versterkt en verdiept. De mensen leefden in ontzag voor God, en waren gehoorzaam aan Zijn wil. Door de heerlijke werking van de Heilige Geest nam het aantal gelovigen toe. 

Wat een zegen!