Exodus 13

Toen de farao de Israëlieten had laten gaan, leidde God hen niet door het land van de Filistijnen. Dat was wel de kortste weg. Maar God dacht: ‘ Als ze moeten vechten tegen de Filistijnen, willen ze misschien terug naar Egypte. Dan krijgen ze vast spijt dat ze weggegaan zijn. Daarom liet God de Israëlieten een omweg maken. Hij leidde ze door de woestijn naar de Rietzee. De Israëlieten waren goed voorbereid uit Egypte vertrokken. Mozes had het lichaam van Jozef meegenomen. Want Jozef had gezegd: ‘ God zal jullie helpen. Als jullie uit Egypte weggaan, moeten jullie mijn lichaam meenemen’  De Israëlieten hadden plechtig beloofd dat ze dat zouden doen. ( Exodus 13: 17-22 ) 

Ze kwamen eerst in Sukkot. Daarna gingen ze verder naar de stad Etam, aan de rand van de woestijn. Daar zetten ze hun tenten neer. De Heer ging voor de Israëlieten uit, overdag in een grote wolk en `s nachts in een vuur. Op spectaculaire wijze wees Hij hun de weg. Daardoor konden ze dag en nacht verdergaan. Overdag ging de wolk altijd voor hen uit, en `s nachts het vuur. ( Exodus 13: 17-22) 

Wat een grote dingen had JHWH gedaan! Met krachtige hand en uiterst georganiseerd waren ze uit Egypte vertrokken. Mozes had allerlei Goddelijke instructies door moeten geven, zodat de Israëlieten altijd zouden blijven terugdenken aan de Heer die Zijn macht had laten zien door een heel slavenvolk uit Egypte te bevrijden. 

Na de toespraak van Mozes werd de reis voortgezet, de woestijn in. Ze zouden die door moeten trekken, God had een speciale route voor hen uitgedacht. De kortste weg naar Kanaän was eigenlijk direct langs de grens van Egypte. Daar zouden ze veel garnizoenssteden tegenkomen. Die steden zouden het vluchtende volk gelijk een oorlogsverklaring sturen. Een oorlog zou de mensen angst aanjagen, en ze zouden waarschijnlijk  geneigd zijn om maar gauw weer terug te gaan naar hun oude bestaan. Dat mocht in geen geval gebeuren. God leidde Zijn volk zorgzaam langs een andere weg, zodat ze niet met dergelijke verzoekingen geconfronteerd konden worden. Hij koos de route via Sukkot, de richting op van de woestijn. Nog even, en ze zouden voor de Rietzee uitkomen. Tussen alle bagage werd ook het lichaam van Jozef meegevoerd. De beroemde onderkoning van Egypte was zijn roots niet vergeten, en had zijn geloof in de beloften van God nooit afgezworen. Toen hij op zijn sterfbed lag had Jozef zijn zonen laten beloven dat ze zijn lichaam in Kanaän zouden begraven, het land van de beloften. Het noemen van al deze details geeft ons de zekerheid dat de Heere op wereldgebied, maar ook in ons persoonlijk leven alle touwtjes in handen houdt. Niets ontgaat Hem. Zelfs de haren van ons hoofd zijn geteld. Deze voorbeelden geven elke pelgrim moed en kracht. 

De Elohim gaf op een bijzondere manier leiding aan Zijn mensen. Niet alleen door mannen zoals Mozes en Aäron, maar ook door een schitterend natuurfenomeen, de wolkkolom. Overdag bood deze wolk schaduw en bescherming tegen de felle zon, en `s nachts veranderde de wolk in een vuurkolom. In Exodus 14: 19 kun je meer lezen over de relatie tussen de engel van God die Israël leidt. In de wolkkolom was de engel van de Heer aanwezig, die nu eens voor het volk uitging, dan weer verder naar achter ging. Waar de wolkkolom zich ook bevond, het was altijd het doel van de kolom om de mensen te beschermen tegen de natuurelementen, en tegen wilde dieren, of aanvallen van roversbenden. De functie van de wolkkolom zou schitteren in de openbaring van de Heere op de berg Sinaï. God openbaarde zich daar in een wolk, in rook en vuur. 

De tekst onderstreept de betrouwbaarheid van God. Er gaat bijzonder veel rust van uit als je leest: ‘ De Heer ging voor de Israëlieten uit, overdag in een grote wolk, en `s nachts in een vuur. Zo wees God hun de weg. Daardoor konden ze dag en nacht verdergaan. Want overdag ging de wolk altijd voor hen uit, en `s nachts het vuur. ‘ 

Eens – lang geleden – waren de levens van Adam en Eva ontaard door hun gehoorzaamheid aan God. De zonde kreeg meer en meer invloed en maakte hen slaven. De menselijke natuur werd langzaam maar zeker helemaal zondig. Maar God gaf het nooit op. Hij stelde het genadeverbond in werking. Hij was het nooit moe om de mensen op te zoeken. Na de zondvloed stelde hij de regenboog aan de hemel en zei: ‘ Nooit weer zal ik de aarde vervloeken vanwege de mens. ‘ Het was niet omdat Hij er vertrouwen in had dat wij mensen nooit meer zouden zondigen, want Hij zei:  ‘ Alles wat de mens uitdenkt vanaf zijn jeugd is nu eenmaal slecht. Nooit weer zal Ik alles wat leeft doden, zoals Ik nu heb gedaan. Zolang de aarde bestaat zal er een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten, zal er koude zijn, en hitte, zomer en winter, dag en nacht, nooit komt daar een einde aan.; ( Genesis 8:20-22) 

Ondanks de ontaarding bleef God de mens zoeken. Hij leidde ze weg uit Egypte, als een prachtig beeld van de uitleiding uit ons natuurlijke bestaan. Als een perfecte Vader stelde Hij Zijn regels in. Wie naar Hem luisterde kwam in Kanaän aan! 

(1) Opwekking 148 – Gods volk word uitgeleid – YouTube