Johannes 14:13

Voordat Jezus terugging naar de Vader in de hemel heeft Hij Zijn leerlingen grote en dierbare beloften gedaan. Wie in Hem zou geloven, zou dezelfde werken doen die Hij hier op aarde heeft gedaan. ( Matth. 10:8/ Marcus 6:13/Lucas 9:1,2). Dat is opmerkelijk. Jezus heeft alles wat Hij hier op aarde gedaan heeft, samengevat onder deze noemer: ‘de werken’. ( vgl. Joh.5:36/ 10:25).

Jezus ging naar de Vader terug om plaats te maken voor de Heilige Geest. Deze was ‘de andere Helper’ die de Vader de leerlingen zou geven. De Heilige Geest zou de achterblijvers zelfs in staat stellen om grotere dingen te doen dan Jezus zelf gedaan had ( vlg. Joh.1:51/ 5:20). De Heere Jezus heeft niet precies gezegd waaruit de ‘grotere werken’ zouden bestaan.

Veel Bijbelverklaarders zijn de mening toegedaan dat we daarbij moeten denken aan wat geschreven staat in Joh. 20:23 en Marcus 16: 17,18.

Het is ook goed mogelijk dat het ‘grotere’ samenhangt met het feit dat het werk van Jezus’ leerlingen niet beperkt zou blijven tot het Joodse land, zoals dat bij het werk van Jezus wel was geweest. ( Matth. 15:24). 

Jezus hield Zijn leerlingen voor dat dat grotere werk een zaak van gebed was. Wilden Zijn leerlingen daartoe in staat zijn, dan zou het noodzakelijk zijn dat ze om alles wat ze nodig zouden hebben een vurig gebed tot God op zouden zenden.

Ze moesten biddend pleiten op Zijn wezen en op Zijn werk. Twee uiterst belangrijke voorwaarden om verhoring te ontvangen. Op deze manier zouden de Vader en de Zoon verheerlijkt worden. 

Doordat Jezus zou doen wat er in Zijn Naam gebeden werd, zou de Vader in Hem worden verheerlijkt. ( Joh.13:31,32/ 17:4). De profeet Zacharia heeft over de Heilige Geest gezegd dat Hij de Geest der genade en der gebeden is. Met deze woorden bedoelde hij dat de God van Israël Zijn volk niet alleen zou bevrijden van vijandelijke machten, maar ook een innerlijke verandering tot stand zou brengen. Een geestelijke vernieuwing. Een geest van gunst en smeekbeden.

Er zijn vandaag-de-dag veel christenen die de nadruk op het gebed leggen als middel om Gods liefde te ervaren en eenheid met Hem te beleven. Anderen zien niet de innerlijke rust als het wezenskenmerk van het gebed, maar het aanroepen van God om Zijn Koninkrijk tot stand te brengen. Voor hen is het gebed meer een worsteling, soms zonder een duidelijk besef van Gods directe aanwezigheid. Theologische verschillen spelen bij deze overtuigingen een belangrijke rol. Beide ervaringen van gebed zijn ruimschoots vertegenwoordigd in de Psalmen. Er zijn psalmen als 27,63,84, 131 en het lange ‘Hallelujah’ van de Psalmen 146-150 die aanbidding en gemeenschap met God beschrijven.

Er zijn echter minstens zoveel psalmen waarin wordt geklaagd en om hulp wordt geroepen, en waarin de Heere God wordt opgeroepen om Zijn macht uit te oefenen in de wereld. Er zijn ook duidelijke uitingen van de ervaring van Gods afwezigheid. Hier zien we het gebed inderdaad als een worsteling die vaak de strijd van een koninkrijkgezind gebed is. Het boek van de Psalmen geeft ruimte voor zowel gemeenschapsgericht als koninkrijkgericht gebed. 

Als je daar eens goed over nadenkt dan kom je tot de conclusie dat deze soorten gebed niet haaks op elkaar staan, en zelfs niet van elkaar te scheiden zijn. 

Aanbidding van God heeft smekingen in zich. God prijzen is bidden: Uw Naam worde geheiligd. Het is: Hem vragen om Zijn grootheid te laten zien aan de wereld, zodat iedereen Hem gaat eren als God. Zoals aanbidding ook smeking inhoudt, zo moet het zoeken van Gods koninkrijk tegelijkertijd het gebed bevatten om God zelf te leren kennen. Het belangrijkste doel van het leven van de mens is de verheerlijking van God, eeuwige vreugde vinden in Hem. ( Kleine Catechismus van Westminster). 

https://theologienet.nl/bestanden/De-Kleine-Catechismus-van-Westminster.pdf

Wie om de komst van Gods koninkrijk bidt, moet zijn of haar grootste vreugde in God Zelf vinden. Gebed is dus zowel ontzag als intimiteit, zowel strijd als realiteit. Elk element moet een belangrijk onderdeel zijn van ons gebed, ons hele leven lang. ( Bronnen: Studiebijbels, Tim Keller, Westminster Catechismus )