Deze week is de Ramadan begonnen. Veel van mijn Alfa-leerlingen zijn moslim en vasten 29 of 30 dagen. Vanaf zonsopkomst tot zonsondergang mag er niet gerookt, gedronken of gegeten worden. De eerste week is- alle positieve opmerkingen van de mensen ten spijt – zwaar. Ik zie overal vermoeidheid en kringen onder de ogen.
Ik bedenk hoe ik met de gewoonten en gebruiken van een ander geloof om moet gaan. Zijn er misschien overeenkomsten? Waarden en normen die mooi zijn om met elkaar te delen? Ik zoek informatie en laat mijn leerlingen dingen vertellen.
Ze zijn verrast en beginnen levendig te praten over hun geloof, hun gewoonten en gebruiken.
- Ramadan, wat is dat?
- Is het gemakkelijk? Waarom wel / niet?
- Wat eten jullie `s avonds als de Ramadan voorbij is?
- Waarom vinden kinderen het leuk om naar de moskee te gaan?
- Wat is dat, goede dingen doen?
Het biedt mij een buitengewone kans om aan te haken en te vertellen waarom veel christenen rondom Pasen ook vasten. Aan het einde van de les is er respect en begrip voor elkaars overtuiging. In een land waarin 1 miljoen mensen moslim is, moeten we willen weten wat elkaar bezield.