De opstand van Absalom.
Koning David had veel vrouwen. Omdat de Heer in het Paradijs een huwelijk tussen één man en één vrouw instelde, heeft David nooit een zegen ervaren op het sluiten van zoveel huwelijken. Integendeel, deze zonden hebben hem zijn hele leven lang achtervolgd en veel verdriet en strijd bezorgd. Het verhaal van Amnon en Tamar spreekt boekdelen, op een verkrachting volgde een moord, een vlucht, en een opstand. David liet Absalom die de moord op Amnon op zijn geweten had drie jaar lang verbannen. Daarna mocht Absalom weer terugkomen naar het hof. Hoewel hij zijn vader niet mocht zien, kreeg hij wel toestemming om weer in zijn eigen huis te gaan wonen.
In heel Israël was er niemand zo knap als Absalom. Alles aan hem was volmaakt. Hij had lang haar dat hij elk jaar liet afknippen. Het haar woog ruim 2 kilo volgens het officiële gewicht. Absalom kreeg drie zonen en een dochter. Zijn dochter noemde hij Tamar, naar zijn zus, en zij groeide op tot een prachtige vrouw. Het zinde Absalom helemaal niet dat hij zijn vader niet mocht zien. Niemand wilde een goed woordje voor hem doen, zelfs Joab, de krijgsoverste niet. Daarom nam Absalom wraak en liet de akker van Joab in brand steken. Toen Joab hoorde wat er met zijn grond was gebeurd, ging hij naar Absalom en vroeg hem waarom hij dat had laten doen.
‘ Ik had u gevraagd om bij mij te komen, en wilde u vragen om een goed woordje te doen bij mijn vader. Ik wil weten waarom hij mij naar Jeruzalem heeft teruggehaald. Ik wil direct op audiëntie komen, anders had ik net zo goed in Gesur kunnen blijven. Als ik fouten gemaakt heb dan moet mijn vader mij maar doden maar dit halve gedoe is niets voor mij!’
Joab keek eens naar zijn akker waarop geen korenhalm meer te bekennen was. Hij was bang voor meer represailles van de kant van Absalom, daarom deed hij wat hem gevraagd werd. Toen liet David Absalom bij zich komen, en verzoende zich met zijn zoon.
Hoewel Absalom weer in eer hersteld was, was hij inwendig niet veranderd. Hij wenste zich de koningspositie. Daarom kocht hij een wagen met paarden en nam vijftig mannen in dienst als bodyguards.
Daarnaast gedroeg hij zich politiek gewenst. Elke morgen stelde hij zich persoonlijk op bij de stadspoort en sprak alle mensen aan. Steeds als mensen een klacht hadden zei hij: ‘ ook al hebt u helemaal gelijk, de koning zal niet naar u willen luisteren. Het is jammer dat ik de rechter niet ben van dit land. Dan zou het er heel wat beter uitzien in Israël. ‘
Iedereen was onder de indruk van de mooie verschijning van de koningszoon. Zijn hartelijke woorden maakten hem geliefd. Soms wilden de mensen een buiging voor hem maken maar daar wilde Absalom niets van weten. Hij omheldse de mensen, zodat ze allemaal naar huis gingen met een goed gevoel over zichzelf en over de koningszoon.
Nadat er vier jaar voorbijgegaan waren vroeg Absalom aan David om toestemming om naar Hebron te gaan. ‘ Ik wil de Heer een offer brengen’ zei hij. ‘Dit besluit berust op een oude belofte van vroeger, toen ik nog in Aram woonde. Ik heb God beloofd om Hem te offeren wanneer Hij mij terug zou brengen in Jeruzalem. Dat heeft Hij gedaan. ‘
David keek Absalom blij aan en vond het gelijk een goed idee. Hij had er geen erg in dat Absalom uit was op het koningschap. Absalom stuurde zijn knechten naar Israël met een boodschap. Wanneer ze een trompet zouden horen blazen dan moesten ze het uitroepen ‘ Absalom is koning in Hebron! ‘ Er waren 200 genodigden op het offerfeest. Niemand wist wat Absalom van plan was. Onder de genodigden bevond zich ook Achitofel, een raadsheer van David. Een zich steeds meer uitbreidende kring mensen rondom Absalom werd zodanig beïnvloed dat David zelf steeds meer vijanden kreeg.
Het bericht dat Absalom nauwkeurig voorgeprogrammeerd had kwam David ter ore. ‘ Laten we onmiddellijk vluchten! ‘ riep hij zijn dienaren toe. Anders hangt ons leven aan een zijden draadje. Als hij terugkomt naar Jeruzalem dan zullen er veel doden vallen. Vlug, laten we hier weggaan voordat het te laat is.’ En zo gebeurde het. Het paleis stroomde leeg. De koning liet tien vrouwen achter om voor het paleis te zorgen. De achterblijvende vrouwen zagen hun koning met zijn hele gevolg in een stofwolk verdwijnen. De hele koninklijke familie en alle soldaten van de koninklijke garde vluchtten. Net buiten de stad liet David de vluchtende schare een moment stilstaan om zich te hergroeperen. Tot zijn blijdschap zag hij dat er nog 600 Gathieten waren die de kant van de koning gekozen hadden.
De koning liet hun leider bij zich roepen en vroeg hem waarom hij niet in Jeruzalem gebleven was. Hij wist dat Ittai een buitenlandse vluchteling was. ‘ Je bent nog maar kort in Jeruzalem ‘ zei David, ik kan niet van je vragen om nu alweer te vluchten. Ik heb er geen notie van waar ik terecht zal komen. Ga liever terug samen met je mensen. Ik wens je van harte Gods zegen toe.’ ‘ Geen sprake van koning! antwoordde Ittai. ‘ Al zou het onze dood worden, dan nog blijven we bij u. ‘ En zo gebeurde het dat de droevige stoet van de koninklijke familie verder vluchtte. Langs de kant van de weg hadden zich veel mensen verzameld die huilend toekeken hoe hun koning wegtrok uit Jeruzalem.
Na verloop van tijd trokken ze met z’n allen de beek Kidron over. Daarna liepen ze richting de woestijn. Tot hun verbazing zagen ze daar buiten Jeruzalem de heilige ark van God. De priester Sadok was er ook bij. Helemaal volgens de voorschriften werd de ark gedragen door de Levieten. Toen de twee groepen mensen elkaar herkenden, werd de ark neergezet en begon de priester Abjathar te offeren totdat de hele groep gepasseerd was.
David gaf de priesters de opdracht om de ark terug te brengen naar Jeruzalem. Hij zei: ‘ Als de Heer het wil dat ik terugkom, dan moet de ark in Jeruzalem zijn. Als ik niet terugkom ook. Het is goed wat Hij doet, en wat Hij het beste vindt. ‘ En zo gebeurde het.
De vlucht had David emotioneel uitgeput. Maar de ontmoeting met de priesters en het zicht van de wegtrekkende ark hadden de druppel doen overlopen. David liep de Olijfberg op, en barstte in tranen uit. Hij huilde, hij had zijn hoofd bedekt en liep op blote voeten. Iedereen begon te huilen en bedekte zijn hoofd.
Alsof het allemaal nog niet erg genoeg was, kreeg David het bericht te horen dat Achitofel de kant van Absalom gekozen had. Hij bad hardop of de Heer wilde voorkomen dat Absalom naar de raad van deze man zou luisteren.
De treurige stoet trok verder de berg op, tot ze op de plek kwamen waar de mensen gewoon waren te bidden, op de top van de berg zag David zijn persoonlijke raadgever Chusai. Hij hoorde tot het volk van de Arkieten en kwam uit het stamgebied van Bethel. David zag gelijk dat hij diep in de rouw was om de vlucht van de koninklijke familie.
Hij had echter geen behoefte aan nog meer rouwbeklag. Daarom vroeg hij Chusai om terug te gaan naar Jeruzalem. ‘ Als je voor mij bent, dan heb ik er meer aan dat de plannen van Achitofel laat mislukken. ‘ zei hij. Je moet naar Absalom toegaan en hem verzekeren van het feit dat je overgelopen bent naar zijn kant.
In Jeruzalem kun je mij helpen. Daar zijn ook de priesters Zadok en Abjatar. Geef hen alle informatie die je maar kunt verzamelen. De priesters zullen hun zonen Achimaäs en Jonathan naar mij toesturen, zodat ik precies op de hoogte blijf. Met brandende ogen zag Chusai David vertrekken. Er zat voor hem niets anders op dan te doen wat zijn heer van hem vroeg.
David had zijn zoons veel vrijheid gegeven, en was nalatig geweest met betrekking tot hun opvoeding. Bestraffing en discipline kregen ze bijna niet. Daarin leek hij op de priester Eli. In de moeilijke omstandigheden die ontstonden was David zowel passief als actief. Hij voegde zich naar Gods leiding en ging weg uit Jeruzalem. Hij was actief in de besluiten naar de priesters toe, en naar Chasai.
David trok de Kidron over, zoals de Here Jezus dat eeuwen later zou doen. Er was echter een groot verschil. David moest vluchten om zijn eigen zonden, maar Jezus trok de Kidron over om onze schuld en zonden te dragen.
We zijn onder de indruk van dit verhaal. Wie denkt goedkoop te zondigen heeft het mis. De Heer onze God ziet elk detail van ons leven. Hij wil dat wij tot Zijn eer leven. Wie leven wil in rust en vrede neem Zijn geboden serieus.