2 Korintiërs 12: 2-10

Na de krachtige bekering van Paulus werd hij op een moeilijke levensweg geleid. Hij kreeg met buitengewoon veel tegenstand te maken, vooral ook uit de kring van zijn geloofsbroeders. Waarschijnlijk hebben zijn vijanden hoog opgegeven over allerlei openbaringen die zij zouden hebben gehad. Paulus zelf heeft ook veel openbaringen ontvangen. Deze hadden echter in de eerste plaats de bedoeling om zijn relatie met de Heere God te verstevigen, en gaven hem verdieping, bevestiging en persoonlijke leiding ( Hand. 16: 19). Ze waren niet voor de hele gemeente bedoeld, en zeker niet om daar hoog over op te geven. In het eerste vers van deze Korinthebrief is er een accentverschil waar te nemen tussen het grondwoord ‘ optasia ‘ wat gezicht, of visioen betekent, en ‘apokalupsis’: openbaring, onthulling. 

Bij het eerste woord staat datgene centraal wat men door de Heilige Geest ziet, bij het tweede gaat het meer om de betekenis of boodschap van het getoonde ( zie ook 1 Kor. 14:6,26 / Gal.1: 12 / 2: 1/ Efeze 1: 17/ 3:3). 

De visioenen die Paulus zag waren ‘ van de Heere ‘ en dat betekent hier dat ze van Hem afkomstig waren( vgl. Gal.1: 12). Toch is het ook goed mogelijk dat Paulus in een visioen de gestalte van Jezus echt heeft gezien. 

Als mens die door het geloof met Christus verenigd was, en door de doop met Hem verenigd, en in Hem opgenomen, heeft hij een visioen gehad waarbij hij opgenomen werd in de derde hemel. Deze plaats moet in dit verband beschouwd worden als de verblijfplaats van God. Over het aantal hemelen werd verschillend gedacht binnen het jodendom. Je had: 

  1. De wolkenhemel ( ook wel atmosfeer genoemd )
  2. De sterrenhemel ( het heelal ) 
  3. De hemel als woonplaats van God. 

Bij de apostel Paulus ging het om een fysieke, lichamelijke verplaatsing zoals je die beschreven vindt bij de opname van Elia ( 2 Kon.2: 11) en de Heere Jezus Zelf ( Handelingen 1 ). Dat dit volgens de beschrijving van Paulus buiten het lichaam is gebeurd, duidt erop dat hij het in zijn geest heeft beleefd. 

Zo reageerde Paulus op de beschuldigingen van de hand van de criticasters die de gemeente van Korinthe binnengedrongen waren. ( 11: 4/ 12-15/ 22-23).
Hij richtte zich met name tot de Korintiërs die kritiek hadden op zijn gebrek aan charisma ( 11: 6) en op zijn keuze om financieel onafhankelijk van hen te blijven ( 11: 7-12), op zijn zwakheid en lijden ( 11: 23-33). 

De apostel zelf zag dit helemaal niet als gebreken of minpunten, hij antwoordde zijn tegenstanders dat hij trots was op zijn zwakheid en op het feit dat hij zonder vergoeding te ontvangen het evangelie mocht brengen. Hij zocht het lijden niet, maar wanneer hij in moeilijke situaties terechtkwam en daardoor de mogelijkheden om op eigen kracht overeind te blijven of zichzelf te redden ten einde kwamen, kon hij zich in vertrouwen verheugen op de Redding van God en de kracht van Christus. 

Paulus noemde een aantal soorten van machteloosheid waaronder hij te lijden had. Het ging om zwakheid, ziekte, belediging, smadelijke behandeling, vervolgingen en benauwdheden. Al deze situaties heeft hij ondergaan om de zaak van Christus te dienen. 

“Als ik zwak ben, dan ben ik krachtig ‘ schreef Paulus. Daarmee bedoelde hij dat de kracht van Christus zich juist in hem openbaarde als hij zelf zwak was. Hierdoor werd Paulus ‘ dwaze ‘ roemen uiteindelijk een eerbetoon aan Christus Jezus. 

Paulus was de geestelijke vader van de Korintiërs. ( 1 Kor. 4: 14, 15). Hij was hun apostel ( 1 Kor. 9: 2) en had hun het Evangelie doorgegeven. Maar na zijn komst waren er andere apostelen gekomen die op hem neerkeken. Hiertegen verdedigde Paulus zich. Hij was van zichzelf niets, maar in Christus, in Gods kracht, was hij alles. 

Door zijn optreden heeft Paulus bewezen dat hij een echte apostel was. “ Alles wat een apostel tot apostel maakt heb ik u laten zien, elke volharding, alle tekenen en wonderen, elke kracht. ‘ ( 2 Kor. 12: 12). Waar een apostel werkt, doet God tekenen. Ondanks veel tegenstand en teleurstelling, was Paulus doorgegaan met zijn werk. Lijden, dulden en dragen waren woorden die zijn bediening kenmerkten. 

Tekenen, wonderen en krachten zijn zaken die we in het Nieuwe Testament vaker tegenkomen. ( Hand. 2: 22/ Rom. 15: 19/ Hebr. 2: 4). Het betreft zaken als het genezen van zieken en het bevrijden van demonen. De Korintiërs zijn getuigen geweest van deze zaken. Paulus wilde niet alleen zijn bezittingen maar ook zijn leven geven voor de gemeente die hem zo lief was. Maar hij was er bang voor dat zijn groeiende liefde juist voor meer afwijzing had gezorgd. 

Wij, de aandachtige lezers van de brief aan de gemeente van Korinthe, weten niet precies hoe het afgelopen is met de verhouding tussen Paulus  en de gemeenteleden. Paulus eindigde zijn brief met een groet: 

Tot slot broeders en zusters, groet ik u. Beter uw leven, neem mijn vermaningen ter harte, wees eensgezind, leef in vrede met elkaar. Dan zal de God van de liefde en vrede met u zijn. Groet elkaar met een heilige kus. Alle  heiligen die hier zijn laten u groeten. De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de eenheid met de Heilige Geest zij met u allen, amen. 

Omdat Paulus merkte dat de gemeente van Korinthe in een identiteitscrisis zat heeft hij hen niet streng geschreven. Als een echte herder nam hij de tijd om de gemeenteleden uitgebreid duidelijk te maken door welke principes ze zich in hun denken en handelen moesten laten leiden.