Een bekend spreekwoord uit de oudheid luidt: “ medicijnmeester genees uzelf “ De betekenis van dit spreekwoord houdt in dat iemand de mensen die dichtbij hem staan, niet moet weigeren wat hij wel voor anderen doet. Uitgerekend dit spreekwoord nam de Heere Jezus in de mond toen Hij de boekrol van de profeet Jesaja teruggegeven had aan de dienaar van de synagoge te Nazareth.
De Hartenkenner bij uitstek – Jezus Christus – wist dat Zijn toehoorders diep in hun hart erg verlangden naar tekenen en wonderen zoals Hij die in Kapernaüm gedaan had. Daar, in dat dorp aan de Noordwestoever van het Meer van Galilea had Jezus Zijn domicilie gekozen nadat Hij uit Nazareth vertrokken was. Kapernaüm was het hoofdkwartier van Zijn werk in Galilea geworden. ( Math. 4: 13 – 17, Joh. 2: 12 ) De Heere Jezus had er Zijn Woorden gegeven. ( Math. 1: 21 – 22 / Lucas 4: 31 – 32 ). Nog resoneerden ze in de gedachten van de mensen. Woorden over Het Ware Brood dat leven geeft. ( Joh. 6: 24 – 59) Talloze wonderen had Hij verricht. Hij genas in Kapernaüm de schoonmoeder van Petrus ( Marcus 1 ; 21 – 27 ) en de slaaf van een centurio ( Math. 8: 5 – 13 ) De zoon van een hoveling ( Joh. 4 ) en een verlamde man. Veel mensen hadden in Zijn Naam het Leven ontvangen.
Zou Hij deze tekenen en wonderen nu ook in Nazareth gaan verrichten? Het dorp van Zijn jeugd? Het dorp waar Hij de zoon van de timmerman was geweest? Jezus sprak uit wat de mensen niet durfden of wilden vragen. Zonder aarzeling kwam Zijn antwoord. Hij vervolgde: “ Ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad.”
Het was waar! Daar hadden de boekrollen van Nehemia en Jeremia over getuigd.
Ik zeg jullie zoals het is, zei de Meester. “ In de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef, en er een grote hongersnood uitbrak in het land, waren er veel weduwen in Israël. Toch werd Elia niet naar één van deze vrouwen gestuurd. Hij werd gezonden naar een weduwe in Sarepta, bij Sidon.” ( 1 Koningen 17: 8 – 24 )
Wat erg eigenlijk! Hoe kon dat gebeuren? De mensen keken elkaar eens aan. Ze voelden zich niet zo behaaglijk na deze woorden. Maar er kwam nog meer.
“ In de tijd van Elisa waren er veel mensen in Israël die aan huidvraat leden. Maar er werd niemand van hen gereinigd. Gereinigd werd Naäman, de Syriër.” ( 2 Koningen 5: 1 – 19 )
Ongelooflijk maar waar! Met deze twee voorbeelden liet Jezus zien dat er mensen gered werden die nooit en te nimmer bovenaan de prioriteitenlijst van de Joden zouden staan. Een vrouw nota bene, een weduwe en nog niet eens een Joodse. En dan een Syriër, die bovendien onrein was vanwege zijn ziekte. Dit was te erg! Dit konden de Joden niet verdragen.
Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden ontstaken ze in grote woede. Ze sprongen op, en vielen met z`n allen op de Heere Jezus aan. Ze dreven Hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was. Ze hadden maar één doel voor ogen: ze wilden Jezus in de afgrond storten. Weg met Hem!
Maar Jezus liep midden tussen hen door en vertrok.
De bescherming van God begeleidde Hem op de weg die Hem naar de vervulling van Zijn opdracht brengen zou. Niemand kon Hem iets doen, want Zijn ure was nog niet gekomen. ( Lucas 4: 27- 30)
By and by when I look on His face,
beautiful face, thorn shadowed face.
By and by when I look on His face,
I’ll wish I had given Him more.
More, so much more,
more of my life than I ever gave before.
By and by when I look on His face,
I’ll wish I had given Him more.
By and by when He holds out His hands,
welcoming hands, nail riven hands.
By and by when He holds out His hands,
I’ll wish I had given Him more.
More, so much more,
more of my life than I ever gave before.
By and by when I look on His face,
I’ll wish I had given Him more.
In the light of that heavenly place,
light from His face, beautiful face.
In the light of that heavenly place,
I’ll wish I had given Him more.
More, so much more,
more of my life than I ever gave before.
By and by when I look on His face,
I’ll wish I had given Him more.