1 Korintiërs 1: 8, 9

Jullie kunnen op God vertrouwen, Hij heeft jullie uitgekozen om met elkaar een eenheid te vormen. Samen zijn jullie de kerk van zijn Zoon, onze Heere Jezus Christus. ( 1 Korintiërs 1 : 8, 9 ) 

Het dankgebed dat Paulus voor de gelovigen opgezonden heeft tot God eindigde met een plechtige verzekering. 

Zoals God de verkondiging van het Evangelie onder de Korintiërs met allerlei genadegaven bevestigd had, zo zou Hij de mensen in hun geloofsleven ook verder bevestigen. ( vgl. Fil. 1: 6/ 1 Tess. 3: 13 / 5: 23 ) 

Je moet hierbij denken aan God de Vader, die ons allang voordat er ook maar iets van de aarde geschapen was, al uitgekozen had om deel te krijgen aan Zijn nieuwe schepping. Het bevestigen van God dat plaats zal vinden op de dag van de Heer, is een uitdrukking die uit het Oude Testament komt. ( Joël 3: 4)

Het betreft de dag dat Jezus terugkomt op de wolken van de hemel, om recht te spreken en Zijn koninkrijk op te richten. God heeft het oordeel over de wereld aan Hem toevertrouwd. 

Omdat God de Vader recht spreekt en vrijspreekt is er niets dat nog tegen ons zal getuigen op die dag. ( Romeinen 8: 33) 

Vast staat de belofte van God dat wij volkomen heilig en rein zullen zijn. Onberispelijk voor God, die ons alles wat wij verkeerd deden vergeven heeft. 

Je moet dit niet zo zien dat de mensen in Korinthe – of wij –  zonder zonden zouden zijn, maar het goede karakter van God zou hen  en zal ons die geloven van een veroordeling vrijwaren. God is trouw ( 1 Kor. 10: 13/  1 Tess. 5: 24/ 2 Tess. 3: 3 ) 

Het hoort helemaal bij het karakter van God dat Hij – als Hij eenmaal mensen geroepen heeft – ook afmaakt wat zijn hand begon. ( Romeinen 11: 29/ Filip.1: 6 ) 

De onberispelijke staat waarin God ons zal vinden, ligt in onze roeping, niet in het feit dat we werkelijk zondeloos zullen zijn. 

We zijn geroepen door de prediking van het Evangelie. Onze reactie daarop bevatten onze bekering en ons komen tot het geloof. Het doel van onze roeping is dat wij gemeenschap hebben met Zijn Zoon, Jezus Christus. Verbondenheid, relatie ( 1 Kor. 10: 16 ) 

Dat wij deelhebben aan het zoonschap van de Heere Jezus ( Gal. 3: 26) 

Dat wij mede-erfgenaam zijn van zijn heerlijkheid ( Rom. 8: 21 ) 

Daarop doelde Paulus.