1 Korintiërs 4: 9-13

Als apostel word ik slecht behandeld door de mensen, en ik denk dat dat Gods wil is. Ik lijk wel iemand die ter dood veroordeeld is. Alle engelen in de hemel en alle mensen op aarde kunnen mijn ellende zien. Jullie denken dat jullie als christenen heel verstandig zijn. Nou, ik ben als dienaar van Christus juist dom. Jullie denken dat jullie machtig zijn, ik ben juist zwak. Jullie denken dat jullie belangrijk zijn, ik ben juist totaal onbelangrijk. Al heel lang heb ik elke dag honger en dorst en heb ik bijna geen kleren om te dragen. Ik word geslagen en ik heb vaak geen plek om te slapen. Ik moet heel hard werken om een beetje geld te verdienen. Ik word door mensen behandeld als afval, als vuilnis. Maar als ze mij uitschelden, bid ik voor hen. Als ze me in moeilijkheden brengen, doe ik niets terug. Als ze slechte dingen over mij vertellen, blijf ik vriendelijk tegen hen. 

Het ging helemaal niet zo goed met Paulus en zijn medewerkers. Als apostelen genoten ze niet de eer en waardering waarop ze volgens hun positie recht hadden. Om die reden had de oratie van Paulus een ironische ondertoon. Hij schreef dat de Korintiërs zich niet moesten verbeelden dat ze hun einddoel in het geloof al bereikt hadden. Dat leken ze wel uit te stralen, terwijl de leiders van de gemeente meer op ter dood veroordeelden leken, aldus Paulus. En het leek er ernstig op dat iedereen in Korinthe hun struggles  met leedvermaak aanzag. 

Paulus herinnerde de mensen in Efeze aan het feit dat ze, toen ze tot bekering kwamen, niet behoorden tot wijzen, sterken, of aanzienlijken, helemaal niet zelfs. Maar met al hun gekissebis leek het erop dat ze dat helemaal vergeten waren, en zichzelf op een voetstuk plaatsten. 

‘ Wij zijn dwaas vanwege Christus’ schreef Paulus. Ze waren dwaas in de ogen van de wereld omdat hij het lijden en sterven van Christus Jezus centraal stelde in de prediking. Voor Paulus bestond zwakheid niet zozeer uit lichamelijke zwakte, maar uit onzekerheid over zijn lot en leven. Alle vervolgingen en ontberingen hadden hem mentaal uitgeput en verzwakt. Daar stond tegenover dat de Korintiërs zichzelf verheerlijkten en belangrijk vonden, terwijl ze van heidense oorsprong waren. Dat was niet bepaald iets waarop ze nog trots konden zijn.  

Voor Paulus bestond het dienen en eren van God juist in de eerste plaats uit het lijden van ontberingen en vervolging om de naam van Jezus. Het doorstaan van laster om het Evangelie, dat ook. Haarfijn deed Paulus uit de doeken wat hij allemaal moest doorstaan om de verkondiging van het Evangelie, en om alles wat hij in de gemeente deed. De brieven aan Korinthe hebben een duidelijke insteek: ze hebben als centraal thema het lijden om het Evangelie. Lijden blijkt een noodzakelijk gevolg te zijn van het dienen van JHWH. Juist de zelfopoffering die de apostelen zich getroostten had de Korintiërs tot geloof gebracht. 

Misschien waren de gemeenteleden in eerste instantie blij en dankbaar geweest, maar die tijd hadden ze allang achter zich gelaten. Ze waren erg zelfgenoegzaam geworden en verkeerden in de veronderstelling dat ze het heil al volledig ontvangen hadden. Paulus en de apostelen daarentegen hadden helemaal niets, geen warme overkleding, geen dekens, alles wat ze nodig hadden om in hun eerste levensbehoeften te voorzien ontbrak. Het geld dat ze bezaten waren ze tijdens hun lange zendingsreizen kwijtgeraakt. Het was vaak gebeurd dat ze onverwachts ergens weg moesten vluchten. Soms kregen ze vuistslagen te verduren, agressieve reacties van ongelovige toehoorders van de preken die Paulus deed. ( Hand. 14: 5, 19 ). Een andere keer werden ze tijdens een oneerlijk proces mishandeld. ( Hand. 16: 22, 23). En omdat ze voortdurend op reis waren om overal het Evangelie te brengen, hadden ze geen vaste woon- of verblijfplaats en konden ze zich nergens definitief vestigen. Naast alle inspanningen omwille van het Evangelie, werkten ze ook nog eens keihard om zelf in hun dagelijks voedsel te voorzien. Dit werk ging vaak door tot midden in de nacht. Paulus nam geen geld aan van ongelovigen, hij wilde alleen maar iets hebben als mensen hem dat zelf aanboden. Van de mensen in Korinthe kreeg hij geen cent, waaruit bleek hoe ongeëerd hij was. 

Maar in elke situatie waarin hij ongeëerd bleef, of zelfs vervolgd werd, ging Paulus er niet achteraan om zichzelf in het gelijk te stellen. Hij zweeg en handelde naar het voorbeeld van Jezus, die gezegd had dat ze zouden lijden om de eer en heerlijkheid van Zijn Naam. ( Lucas 6: 28/ Mattheüs 5: 44 / Romeinen 12: 12-18/ 1 Tess. 5: 15) 

Er werd natuurlijk druk gespeculeerd over Paulus en de apostelen. Paulus schreef dat er vriendelijk op elke vorm van laster gereageerd moest worden. De leiders moesten medelijden en geduld hebben met de zwakten en zonden van de gemeenteleden. Paulus deed zijn uiterste best om de Korintiërs ervan te overtuigen dat ze bereid moesten zijn om te lijden om de Naam van Jezus. Bij de wederkomst van Christus zou alles rechtgezet worden en zouden ze voor altijd verheerlijk worden. 

Deze houding van Paulus druist ons als gewone mensen nogal tegen de haren in. Je bent geneigd om uiterst verontwaardigd te reageren als er iets gemeens over je gezegd wordt, en je dat ter ore komt. Paulus zelf kon zich ook heftig verdedigen. Toch riep hij in Korinthe op tot geduld. Zo zie je dat elke situatie – ook in de Bijbel – uniek is. We moeten luisteren naar de leiding van de Heilige Geest om te weten hoe we met moeilijke situaties om moeten gaan. Paulus had geen geduld wanneer de waarheid van het evangelie geweld werd aangedaan. Het ging hem in eerste instantie om de eer van God. Een vraag die wij onszelf ook altijd moeten blijven stellen: waarom gaat het mij?

Opwekking 325 – O, De Glorie van Uw wezen – YouTube

licht van de wereld – YouTube

A toi la gloire! – YouTube

Ik loof de Heer – Nederland Zingt – YouTube