1 Korintiërs 3: 6-9

Ik kwam als eerste bij jullie om het goede nieuws van God te vertellen. Daarna kwam Apollos, en hij deed zijn best om jullie geloof sterker te maken. Maar het was God die ervoor zorgde dat jullie gingen geloven. Iemand die het goede nieuws van God vertelt, is dus niet belangrijk. En iemand die het geloof van anderen sterker maakt, is ook niet belangrijk. Alleen God is belangrijk, want Hij zorgt ervoor dat mensen gaan geloven. Mensen die het goede nieuws van God vertellen en mensen die het geloof van anderen sterker maken, werken samen in dienst van God. God zal al zijn dienaren belonen voor hun werk, en iedere dienaar krijgt de beloning die hij verdient. Apollos en ik werken dus samen. Want we hebben allebei in opdracht van God voor jullie gewerkt. 

Paulus deed zijn uiterste best om de mensen uit Korinthe duidelijk te maken wat hij bedoelde. Hij nam een voorbeeld uit de landbouw om uit te leggen hoezeer hij op Apollos aangewezen was om zijn bediening volledig te maken. Elk van deze beide mannen was een absolute must voor de gemeenteleden, om tot volle wasdom van hun geloof te komen. Maar welke inspanningen ze zich ook getroostten, alles zou vergeefs zijn als JHWH zijn zegen zou onthouden. 

Terwijl Paulus de gemeente had gesticht, en de eerste Evangeliedienaar was geweest, was Apollos na hem gekomen. Zijn verdiepend onderwijs ( Hand. 18: 27,28) had het geloof van de gemeenteleden versterkt. Maar uiteindelijk was alles toch afhankelijk van Gods zegen. Hij alleen kon groei bewerkstelligen. 

De werkwoordsvormen ‘epusteusa’ ( ik heb geplant ) en ‘epotisen’ ( hij heeft begoten ) wijzen op een tijdelijke, afgesloten bediening in het verleden. In tegenstelling tot de dingen die voorbij gegaan waren, stond het duratieve ‘ euxanen’ ( vermeerderen, doen groeien) 

Deze werkwoordsvorm duidt op de zegen van de Heere God, die voor altijd blijven zou in de gemeente. Schitterend om jezelf te realiseren: terwijl dienstknechten van God kwamen en gingen, bleef God! Hij bleef niet zomaar stil en afwachtend, Hij bleef zegenend. 

God Zelf had het meest wezenlijke gedaan binnen de gemeente. Hij had ervoor gezorgd dat er geloof was ontstaan, en dat dit geloof was gegroeid. Om die reden moesten de gemeenteleden zich in de eerste plaats op Hem richten.
Het is heel natuurlijk om jezelf aan mensen te hechten. We zijn geschapen voor communicatie en omgang met elkaar. Maar in deze situatie was adoratie uitgegroeid tot partijvorming, dat was niet goed. 

Paulus en Apollos wilden deze zaken helder voor ogen stellen.  Samen – in geestelijk opzicht schouder aan schouder – legden ze uit dat ze maar één doel voor ogen hadden: God dienen in de uitbreiding van Zijn gemeente.
Wil je het nog duidelijker hebben? Nu Paulus en Apollos eensgezind hetzelfde getuigden, bestond er geen enkele reden meer tot verdeeldheid. De missie waartoe zij geroepen waren hadden ze beiden van de Heere ontvangen. Ze waren als goede ouders die hun kinderen niet de kans geven om tegen elkaar uitgespeeld te worden. 

De onenigheid binnen de gemeente zorgde voor onnodig tijdsverlies. Dat is nog steeds zo, wanneer er ruzie of onenigheid is binnen onze kerken. 

Gebed: ( John Piper )
O Heer, het lijden in de wereld is zo wijdverbreid, en de pijn is zo groot. Ontferm U en wek in miljoenen lijdende mensen de hoop op enige verlichting nu, en weergaloze vreugde in de toekomst. Zend Uw gemeente o God, eropuit met hulp, en met het woord van het Evangelie dat er vergeving van zonden is door het geloof in Christus, en dat geen lijden hier opweegt tegen de heerlijkheid die geopenbaard zal worden aan de kinderen van God. Open de ogen van ons hart om de heerlijkheid te zien van onze erfenis in Christus en geef ons tere handen om daarmee de ellende van de wereld aan te raken. In Jezus’ Naam bidden wij dit.