1 Korintiërs 13 : 4-7

1 Kor. 13: 4-13 

In de eerste plaats heeft Paulus twee positieve eigenschappen van de liefde beschreven. De liefde is ‘lankmoedig’, geduldig en verdraagzaam’. Liefde is ‘goedertieren’ vol van vriendelijkheid en goedheid. Deze twee eigenschappen komen we tegen in Romeinen 2:4 waar ze beschreven worden als kenmerken van Gods liefde. God verdraagt mensen die zondigen, Hij stelt Zijn toorn en straf uit. Hij blijft zegenen in de verwachting dat de mensen zich bekeren. Hij verwacht deze eigenschappen natuurlijk ook van Zijn volgelingen. Mensen die als geen ander hebben ervaren wat liefde en genade is, moeten die liefde en genade wederkerig hun medemensen niet onthouden. ( Efeze 4:2). 

Liefde is lankmoedig. Heilige liefde kan kwaad en terging verdragen zonder met wrok of wraakzucht vervuld te raken. Ze ondergaat kleineringen en blijft geduldig wachten op de uitkomst van het geduld dat ze laat zien. 

Liefde is goedertieren. Streeft ernaar om goed te doen en nuttig te zijn. Liefde is niet jaloers op het goed van andere mensen. Afgunst wordt uit kwaadwilligheid geboren Het hart dat bezig is om andere mensen goed te doen wenst niemand iets kwaads toe. 

Oprechte liefde heeft respect en achting voor geestelijke broers en zussen. Liefde kalmeert boze hartstochten en strooit niet bewust olie op het vuur. Liefde zoekt er niet naar om iemand anders ten val te brengen. Ze wil niet met opzet tegendraads zijn, of koppig. 

Het zeldzame werkwoord ‘ perpereumoai’ ( zich praalziek gedragen) heeft Paulus waarschijnlijk gebruikt met het oog de houding van sommige Korintiërs die zichzelf vanwege hun geestelijke gaven uiterst belangrijk vonden en dachten dat ze andere mensen niet nodig hadden. De liefde waarover Paulus het had was niet hoogmoedig of op zichzelf gericht. De liefde was in de eerste plaats gericht op de opbouw van de gemeente van Jezus Christus.

Paulus was niet zomaar uitgepraat over de agapè liefde. Dit soort liefde doet niets op een verkeerde plaats of tijd, maar gedraagt zich hoffelijk en welwillend ten opzichte van alle mensen, aldus de apostel. 

Natuurlijk mochten de mensen naar de mening van Paulus wel een zekere mate van eigenliefde hebben. Hoe kon je anders je naaste liefhebben als jezelf? Echte liefde zoekt nooit iets dat ten koste van het geluk of de levensvreugde van anderen verworven moet worden. Nu is het een feit dat sommige mensen altijd boos of jaloers zijn, en je daar zeker niet altijd iets aan kunt doen. 

Zelfs Jezus werd weleens boos. Hij was boos als er onrecht in het spel was. Hij keerde zich fel tegen de spitsvondigheid van de farizeeën en schriftgeleerden ( Matth. 23) en Hij werd ook woedend op de wisselaars en handelsdrijvers op het tempelplein. Maar Zijn boosheid duurde nooit lang. Een oude verklaarder heeft ooit gezegd: ‘ Waar het vuur van de liefde onderhouden wordt, kunnen de vlammen van wraak niet snel ontstoken worden. En al helemaal niet lang brandend gehouden worden.’  

Een goede ouder kan niet lang boos blijven op zijn kinderen. Echtelieden met een meningsverschil leggen hun conflict bij. De Bijbel zegt : ‘Word boos maar zondig niet, laat de zon niet ondergaan over uw boosheid. ‘ Binnen elke menselijke relatie zijn conflicten. Maar normale meningsverschillen leiden niet tot verwijdering als mensen met elkaar in gesprek blijven. 

Liefde koestert geen boosaardigheid en geeft geen ruimte aan wraak. Liefde wordt überhaupt niet snel kwaad. Liefde verwacht ook geen kwaad van anderen. Ze zal de fouten van anderen eerder verbergen dan die aan de dag brengen. Ze zal niet najagen en oprakelen wat er bedekt en verborgen was. 

Deze uitspraken van de apostel Paulus zijn schitterende richtlijnen voor het leven binnen de gemeente van Jezus Christus. We moeten echter nooit vergeten dat het in principe om gezonde verhoudingen gaat tussen mensen die niet getraumatiseerd of beschadigd zijn. Waar psychische problemen zijn, vraagt dit wijsheid van geestelijk leiders. Mensen moeten op de juiste manier geholpen of doorverwezen worden. 

Liefde van God gaat gelijk op met wijsheid. Ze is geneigd om het goede van anderen te geloven. Ze is geneigd om van alles het beste te maken. Ze oordeelt in essentie het goede, of hoopt op het goede. Ze is door en door goedwillig. Dat komt omdat het hart van de geestelijke mens vol is van hemels vuur.

( Bronnen: Matthew Henry, kanttekeningen S.V./ NBV en studiebijbel, het huwelijk – Chapman )