1 Korintiërs 10:14-33

1 Korintiërs 10: 14-33 

Het was geen eenvoudige opdracht voor Paulus om de Korintiërs duidelijk te maken hoe hun nieuwe leven eruit moest zien. Bij zijn pogingen om dat te doen kon hij sterk sturend uit de hoek komen. Daarbij baseerde hij zijn uitspraken op zijn bijzonder roeping als apostel. Vandaag zouden we het niet zomaar accepteren als leidinggevenden in de kerk en daarbuiten ons zo sterk dingen oplegden. Integendeel, kerkleiders moeten juist heel goed uitkijken hoe ze iets brengen. ‘ Constructief feedback geven’ is veel meer de boodschap van onze huidige samenleving. De gezagsverhoudingen liggen nu toch iets anders. Hoe moeten we aankijken tegen de stijl van Paulus? 

Maatschappelijke verhoudingen waren in het Grieks-Romeinse rijk sterk hiërarchisch georganiseerd met betrekking tot het huishouden. Aan het hoofd van een familie stond een pater familias. Hij had de zeggenschap over alle leden van het huishouden. Slaven kon hij naar eigen inzicht behandelen. Een slaaf kon alleen gehoorzamen. Ook vrouw en kinderen moesten zich ondergeschikt maken aan de heer des huizes. Zelf had de pater familias de verplichting om de leden van zijn huishouden bescherming te bieden, hen te voorzien van materiële zaken en de erfenis te beheren. Bij het huishouden hoorden ook zogeheten cliënten, personen die om economische redenen een contract hadden gesloten met de pater familias. Hij stond als patroon voor hen in. Van hun kant eerden zij hem, bijvoorbeeld door zijn politieke positie te ondersteunen. Hoe meer cliënten hoe beter voor het sociale imago van de pater familias. 

Op zijn beurt was de heer cliënt van een andere patroon die hoger op de sociale ladder stond. Zo vormde het huishouden de kleinste bouwsteen van de samenleving. Het patroon-cliëntmodel had veel politiek en economisch voordeel. 

Voor christenen was de kerk ook een huishouden ( 1 Tim.3:15), een nieuwe familia met een vergelijkbare hiërarchie. Daarin past bijvoorbeeld ook Paulus` visie op de man-vrouw verhoudingen die vanuit westers oogpunt vaak als problematisch ervaren worden. Zo ziet Paulus de man als hoofd van de vrouw maar ook Christus als hoofd van de man en God als het hoofd van Christus. ( 1 Kor.11:3). 

God vormde voor christenen de uiteindelijke ‘top’ van de hiërarchie. Hij was de ultieme Heer en Jezus Christus deelde in die positie.
Toen de keizerverering toenam, zorgde dat voor christenen steeds meer voor loyaliteitsconflicten. Vaak werden ze door hun omgeving sterk onder druk gezet om de gewenste vroomheid richting de keizer en de staat te betonen, terwijl ze die alleen aan God wilden geven. 

Binnen deze hiërarchische kerkstructuur heeft ook Paulus` gezag een plek. Het is gegrond op zijn bijzondere roeping als apostel van Jezus Christus. Eeuwenlang vormde de autoriteit die meekwam met een dergelijke hiërarchische opbouw van de samenleving en de kerk niet echt een probleem. Whatever, vaststellen hoe ze bij Paulus in een bepaalde sociale context stonden, maakt de weerstand in ieder geval wat kleiner. In onze tijd klinkt steeds duidelijker het besef dat gezag zich niet altijd top-down laat opleggen. Spreken en handelen met gezag is niet alleen een kwestie van (h)erkennen, maar ook van (h)erkend worden. Gezag dient verdiend, bewezen en bevestigd te worden. 

Bijbels gezien gaat gezag niet zozeer uit van de boodschapper, maar van de boodschap. 

Met deze gedachten in het achterhoofd lezen we verder in 1 Kor. 10: 14. Ten onrechte laten sommige vertalers op deze plek een nieuw onderwerp beginnen. Het gebruik van het grondwoord ‘doper’ ( daarom juist ), geeft aan dat er een conclusie uit het voorgaande wordt getrokken. ‘ Vlucht weg van de afgodendienst’ is een les die de Israëlieten uit het verleden mee moesten nemen. Ze moesten de afgodentempels en de offerdiensten die daar gewoonlijk gehouden werden ontvluchten om vrij te blijven van de vroegere heidense cultus. Dit hele gedoe was niet verenigbaar met het deelnemen aan de maaltijd van de Heer. Deze opdracht van Paulus vond lang niet bij iedereen gehoor. Paulus besefte dat en sprak hen daarom aan op hun redelijk denken. Paulus noemde hen ‘ verstandigen’ en deed zijn best om hen met zijn gedachtegang op het juiste spoor te zetten. Voor hem was het overduidelijk dat een heidense demonische offermaaltijd absoluut niet te verenigen was met het deelnemen aan een christelijke avondmaalsviering. Hierbij moet je denken aan de inzetting van het Heilig Avondmaal zoals Jezus dat gedaan heeft in de nacht toen Hij verraden werd. ( Matth. 26: 26-30) 

Paulus stelde retorische vragen om zijn stelling te verdedigen. Is het drinken van de beker van zegeningen niet verenigbaar met het bloed van Christus? 

Met deze vraag bedoelde hij dat mensen deel krijgen aan de zegeningen van het Nieuwe Verbond dat door Jezus` dood aan het kruis tot stand gebracht werd. Tevens dat er sprake is van een diepe gemeenschap tussen de gelovigen en Christus. De drinkbeker van zegening is een typische Joodse uitspraak voor de laatste beker wijn voor het beëindigen van de maaltijd. 

Deelname aan het Avondmaalsbrood betekende voor de gelovigen deelname aan het lichaam van Christus. Juist die gemeenschap met Christus, die verbondenheid en eenheid met elkaar ook, maakt het onaanvaardbaar dat gelovigen daarnaast zich nog zo een zouden maken met vroegere heidense gebruiken en rituelen. Dat spreekt voor zich, wie deelneemt aan een heidens offermaal heeft ook deel aan het heidens offer dat voor afgoden op het altaar was verbrand. 

Hoewel Zeus, Apollo, Hermes en Artemis niet bestaan, wil dat nog niet zeggen dat er achter het heidense afgodendom geen geestelijke realiteiten bevinden. De Bijbel bewijst op veel plekken dat demonische krachten gevaarlijk zijn. De tovenaars konden ook veel. Maar ze wendden hun krachten niet aan om goed te doen maar om kwaad te doen en de Heere te verzoeken. 

De tweede retorische vraag van Paulus luidde: ‘Of willen wij de Heer verzoeken? Zijn we soms sterker dan Hij is?’ ( 1 Kor. 10:22 / Deut. 32: 21). De Korinthiërs waren niet zo sterk dat zij een Goddelijk gericht zouden kunnen trotseren. 

De jonge gelovigen moesten ervoor gaan om God en elkaar te dienen. Goed en liefdevol te zijn, en elkaar echte vrijheid te gunnen. Vrijheid in Christus Jezus die alle schuld had voldaan en er recht op had om alle Lof, Eer, Aanbidding en Dankzegging te ontvangen. 

God is zowel de Schepper als de Eigenaar van de hele aarde en alles wat daarop groeit en leeft. De volheid van de aarde bestaat uit de plant-, dier- en mensenwereld. God had alles goed en volmaakt geschapen. Niets wat van Hem is is in essentie onrein of onheilig. ( Marcus 7: 18-19) De vrijheid van een gelovige wordt alleen dan ingeperkt als zij de geloofsopbouw van iemand anders beschadigd of in de weg staat. 

Helaas zijn er natuurlijk ook veel bekrompen geesten. Mensen die overal bezwaren tegen hebben en nooit anders denken dan vanuit zichzelf. Paulus zei over deze soort mensen dat zijn vrijheid nooit beoordeeld werd door het geweten van iemand anders. Aanpassingen in het gedrag van een gelovige mogen alleen uit liefde voor de ander, en uit meeleven met de zwakheid van iemand anders. 

Paulus kreeg veel kritiek te verduren. Hoewel hij probeerde om daar in zekere zin aan tegemoet te komen door mensen niet te ergeren, begreep deze geleerde en wijze man dat het nooit mogelijk is om het voor iedereen goed te doen. 

Als mensen niet eerlijk met je omgaan en over je roddelen, of je met onredelijke eisen naar hun hand proberen te zetten, dan hoef je je daar niets van aan te trekken. Het gaat er hoofdzakelijk om dat je geweten rein en eerlijk is voor God. Het gaat erom dat we God betrekken in ons eten, drinken, doen en laten zodat je Hem daarvoor kunt danken. ( Romeinen 14: 6-8). 

Het is de bedoeling dat Gods Naam door ons doen en laten geëerd wordt. Niet die van boze geesten. ( 1 Kor. 10: 20,21) 

Paulus heeft altijd zijn uiterste best gedaan om iedereen ter wille te zijn, in welk opzicht dan ook. Hij zocht niet zijn eigen voordeel, maar dat van alle anderen, zodat ze zouden worden gered. Om dat doel te bereiken schreef hij nog iets heel moois aan het einde van hoofdstuk 10: ‘ zoals ik Christus navolg. ‘ 

Paulus keek dus naar Jezus. Hij was Zijn ultieme voorbeeld. In Zijn kracht en in Zijn Naam heeft hij grote dingen gedaan. Zoals Paulus willen wij ook zijn: kijkend naar Jezus Christus de Grondlegger en Voleinder van ons geloof!
Bronnen: Studiebijbel in Perspectief, SV, NBV21 met bijdragen over cultuur en geloof, studiebijbels)