Psalmen 57
David moest weer eens vluchten voor koning Saul. Deze keer was hij naar een spelonk gevlucht. Daar begon hij tot God te bidden. Deze psalm bestaat uit twee belangrijke items:
- weerstand
- vertrouwen
Beide gedeelten van de psalm worden afgesloten met een gebed om Gods glorie. De dichter smeekt of God Zijn glorie over de hele aarde wil laten triomferen. In het verloop van de tekst spreekt David steeds duidelijker zijn geloofsvertrouwen uit.
Psalm 57 is aan de koorleider gericht. ( vs 1/ psalm 4:1) Vervolgens komt er een uitdrukking die eigenlijk ook al een gebed om behoud is: “vernietig niet, verdelg niet”. David vreesde voor zijn leven. De aanleiding voor dit lied is dat hij op de vlucht was voor Saul. Deze noodkreet verplaatst ons naar de tijd waarin David met een groep aanhangers achterna gezeten werd in het woeste zuidelijke stamgebied van Juda. In 1 Samuël lezen we twee keer over een vlucht van David voor Saul: 1 Samuël 22:1 en 1 Samuël 24:4.
We kijken in het hart van de gezalfde koning en beleven iets mee van zijn angsten voor Saul. Het lied begint met een oproep tot God om genade. Ondanks alle vervolging en ellende wist David zijn leven geborgen bij God. Omdat David de Heere volledig vertrouwde durfde hij Hem om een gebaar van loyaliteit te vragen. Hij was door Samuël gezalfd, dat wisten zowel JHWH als David maar al te goed. “Samuel nam de hoorn met olie en zalfde hem te midden van zijn broers. Van toen af aan was David doordrongen van de geest van de Heer.” ( 1 Sam. 16:13)
Er was sinds die tijd een verbondsrelatie tussen deze twee partijen: de Almachtige God en de tot koning gezalfde David. Hoewel hij gewoon weer aan het werk was gegaan, was de Geest van de Heer het die hem in al zijn doen en laten leidde. Daarom hield hij alles vol, en riep hij vol vertrouwen de hulp van God in. Hij omschreef Hem als de God die de achtervolging en poging tot vernietiging tot een einde zou brengen. Hij bad om de bescherming vanuit de hemel. Hierbij benoemde David ook de andere kant van die bescherming: God zou vertrappen en vernietigen wie er op zijn ondergang loerden. Goedertierenheid en trouw zouden hem nooit verlaten. God zelf zou zijn leven verlossen.
De dichter omschreef zijn hachelijke situatie. Die loog er niet om: hij lag tussen leeuwen en mensenverslinders. Hun tanden zagen eruit als speren en pijlen en hun tong was zo snijdend en pijnlijk als een scherp zwaard. Woorden kunnen leven geven maar ze kunnen ook doden.
Het eerste gedeelte van het psalter sluit af met een krachtig gebed: God zou zich boven de hemelen verheffen en Zijn heerlijkheid zou over de hele aarde zichtbaar zijn. Je ziet duidelijk de Heilige Geest in de woorden die David uitsprak: hij zag niet alleen zijn eigen verlossing uit het onheil en de nood, maar door het geloof trok hij het veel breder: De verheerlijking van God zou komen over alles wat er bestaat.
God had al iets van Zijn heerlijkheid laten zien bij de berg Horeb, waar Hij de wet gegeven had. Daar had JHWH zich met Israël verbonden. Maar dit verbond en deze toekomst zouden zich nog veel verder uitstrekken: David keek uit naar het moment dat Gods heerlijkheid zich zodanig zou manifesteren dat er een verbond tussen God en de hele aarde zou worden gesloten.( Jesaja 11:9/ Zach.14:9).
In het tweede deel van de psalm sprak David zijn vertrouwen en rust uit. Zijn situatie was nog niets veranderd. “Ze hadden een net op mijn weg gespannen om mij ten val te brengen, ze hadden een kuil voor mij gegraven maar vielen er zelf in” . ( zie ook Psalm 9:16/ 35:7)
Dergelijke netten zijn vaak bedekt met camouflage-materiaal, aarde en bladeren. Een nietsvermoedend dier stapt erop, valt in de kuil en raakt verstrikt in het net. De valkuil en het gespannen net vormen een metafoor voor de kwade plannen van de tegenstanders. Gods bescherming bestaat hieruit dat Davids tegenstanders niets zouden kunnen uitrichten omdat al hun kwade plannen op hun eigen hoofd terug zouden keren.
Het optimisme van de dichter komt tot uiting in zijn optimistische beschrijving van zijn innerlijk. “Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust. Ik wil voor U zingen en spelen. Ontwaak mijn ziel, ontwaak met harp en lier. Ik wil het morgenrood wekken. U Heer, zal ik loven onder de volken. Over U zingen voor alle naties.” schreef hij. Met deze woorden spoorde hij zichzelf aan om God te loven met harp en lier. Op deze manier wilde hij de dageraad wekken. Dat is een uitdrukking voor het einde van zorg en lijden. De oprechte lofzang kan het hart opheffen tot God en zorgen uitbannen uit ons hart. Het was Davids bedoeling om Gods Naam groot te maken onder alle volken.
De God van David was dat waard: Hemelhoog was zijn liefde, tot aan de wolken reikte Zijn trouw. Er worden aan het einde van het psalter woorden herhaald uit vers 3 en 6. Die schitterende eigenschappen van God komen niet alleen vanuit Zijn woord naar ons toe, maar ook vanuit de kosmos, die vol is van deze Goddelijke eigenschappen.
In deze psalm heeft David zijn ervaring van onderdrukking en verlossing onder woorden gebracht als een lied dat bij de dienst in het heiligdom gezongen kon worden. Ten overstaan van God, de volken en de hele wereld presenteerde hij zich als iemand die onder zware druk had gestaan.
David getuigde over de grote trouw van God die naar voren kwam in zijn leven. Tegelijkertijd sprak hij zich uit over zijn verlangen dat deze trouw over de hele aarde zichtbaar zou worden. Terwijl David de woorden dichtte, merkte de lezer dat zijn vertrouwen in God ook daadwerkelijk toenam.
In de periode van de ballingschap is dit lied waarschijnlijk in de tempel gezongen. Heel mooi om te beseffen dat het verlangen naar een wereldwijde manifestatie van Gods heerlijkheid toen al bestond. Het is te begrijpen dat de verwoesting van de eerste tempel een enorme klap is geweest voor het Joodse volk. Psalm 137 getuigt daarvan. De latere christelijke traditie verbond deze psalm met Jezus’ opstanding en hemelvaart.
Klachten, dank, en lofprijzing.
Het leven van een gelovige bestaat uit deze elementen.