Psalmen 143

De christelijke traditie kent aan psalm 143 de status van boetpsalmen toe. Het is de laatste psalm na Psalm 6, 32, 38, 51, 102 en 130. Sommige van deze psalmen zijn helemaal aan een concrete schuldbelijdenis gewijd, andere erkennen in het algemeen de menselijke zonde en schuld. Psalm 143 behoort tot de laatste categorie, en wordt zodoende meer geschikt voor andere hoorders dan de dichter alleen. Zo overbrugt het Psalter zonder moeite de immense kloven die er bestaan in tijd, ruimte en cultuur. De achtergrond van de psalm wordt soms verbonden met de verwachting van de dichter om een antwoord te horen in de morgen, aanstaande Goddelijke hulp. De worsteling met de gerechtigheid van JHWH vormt een kader voor de psalm. 

Het woord ‘ sela ‘ vormt een scheiding tussen twee hoofddelen van de psalm. Deze hoofddelen worden gevuld met het feit dat de dienaar van de Heer lijdt onder schuldbesef, maar vast hoopt op Gods gerechtigheid. Intussen staat hij doodsangsten uit, en zoekt vaste grond onder zijn voeten. Psalm 143 is eigenlijk een heel kunstig lied, het staat vol parallellismen. ( 1 en 8, 11 en 12 ) 

“ Heer, hoor mijn gebed
  Luister naar mijn smeken” 

“ Laat mij in de morgen Uw liefde horen
  In U stel ik mijn vertrouwen “ 

“ Houd mij in leven tot eer van Uw Naam
  Leidt mij uit de verdrukking, door Uw gerechtigheid. “ 

“ Toon Uw trouw, versla mijn vijanden
  Vernietig al mijn belagers, ik ben Uw dienaar. “  

David, de man naar Gods hart, bad om hulp. Hij baseerde zijn gebed op de trouw en gerechtigheid van de Heere. Zijn bede was dat Jahweh hem niet voor Zijn troon zou dagen als een gedagvaarde, want hij wist dat niemand volstrekt onschuldig voor Zijn aangezicht zou kunnen staan. David was zich er volledig van bewust dat niemand recht had op verhoring van zijn gebed tot God. Maar dat gegeven weerhield hem er niet van om te bidden uit alle macht. David moest wel. De vijanden waarmee hij te maken had dwongen hem ertoe om een ondergedoken bestaan te leiden en te leven als een schim. Moest dat voor altijd zo blijven? Hij voelde zich alsof hij voor altijd gestorven was, en van de aardbodem verdwenen. David beklaagde zich dat zijn geest bijna bezweek en zijn hart geschokt was. Verdrietig herinnerde hij zich andere tijden, heel lang geleden, toen God het volk verloste. Hoe meer hij terug dacht aan vroeger tijden, hoe prangender zijn behoefte aan JHWH werd. Vol verlangen breidde hij zijn armen hemelwaarts. Zoals droge aarde dringend regen nodig had, zo verlangde zijn ziel naar God. 

De psalmist bad om een spoedig antwoord van de hemel omdat hij aan het einde van zijn krachten was. Hij bad of de Heere zich niet langer voor Hem verborgen wilde houden, want anders zou al zijn hoop verloren gaan. In de morgen hoopte hij weer iets goeds van zijn God te horen, Zijn leiding te ervaren waar hij niet zonder kon. Met de afsluiting : ‘ ik ben Uw knecht ‘ vormt de dichter een kader rond zijn gebeden die beginnen in vers 10. De zinnen: ‘U bent mijn God ‘ en ‘ ik ben Uw knecht ‘ horen bij elkaar. Wat er tussen gezegd wordt, is een gebed dat gebaseerd wordt op de verbondsrelatie tussen God en Zijn volk. Gods Naam, Zijn gerechtigheid en Zijn verbondstrouw moeten Hem tot het verrichten van Zijn grote daden brengen, daaraan appelleert David in Zijn gebed. Omwille van Zijn Naam zal hij David in leven houden, om Zijn gerechtigheid zal Hij hem uit de ellende verlossen, en om Zijn verbondstrouw zal Hij Zijn vijanden vernietigen. 

Omdat de psalmdichter wist dat God de mensen vergeeft die in Hem hun vertrouwen stellen, en hun leven globaal in overeenstemming brengen met de wet, kan hij de Heere vragen om hem niet te veroordelen voor de fouten die hij steeds weer blijft maken. Dat komt door de neiging tot kwaad die hem en alle mensen eigen is. Want niemand is helemaal volmaakt. De dichter wil zijn vergrijpen niet goedpraten, hij erkent dat hij ze begaat, maar toch op genade rekent om vergeving te krijgen. 

“ Laat Uw goede geest mij leiden over geëffende grond. “ 

David bad hier om drie dingen: Dat God Zijn gunst ten opzichte van hem zou betonen. Mistroostige en verdrietige heiligen hebben het soms wel uitgeschreeuwd naar de hemel alsof ze veroordeelde zondaren waren. ( Job 6 : 4 / Psalm 88 : 7 ) David smeekte om Gods gunst. De Heere spreekt tot ons door Zijn Woord en door Zijn voorzienigheid, en in beide moeten wij ernaar willen streven om Zijn goedertierenheid te horen. ( Psalm 107: 43 ) Een Godvrezend mens vraagt niet hoe de weg is waarop hij moet gaan, of welke weg het prettigst te bewandelen is, maar hij vraagt wat de goede weg is. Een vaste wijze van heilig leven die hem naar de hemel voert. Wij kunnen de weg die ons naar dat land zal brengen niet vinden, als God Zelf ons niet bij de hand neemt, en ons leidt, zoals wij hen leiden die zwak zijn, of gehandicapt, of bang. Maar Gods geest, die goed is, kan dat wel. De goede geest van God kan ons helemaal goed maken, en daar bad David om. God wekt genadegaven en levende gebeden in ons op. Dat heeft de Heere ook menigmaal gedaan bij David, zodat zijn ziel uit alle nood en dood werd gered!  

 

One response to “Psalmen 143

  1. Wow, awesome blog structure! How long have you ever been blogging for?
    you made blogging glance easy. The whole look of your
    site is great, let alone the content material!
    You can see similar here <a href="[Link deleted]sklep

Geef een reactie