Op weg naar Pinksteren ( 2 )

Judea, Samaria alle volken tot aan de einden van de aarde trokken in een flits aan het geestesoog van de leerlingen voorbij.  ( Hand. 1 : 8 ) De Heilige Geest? Getuigen? Waarover?

Tegelijkertijd zagen ze hun Meester door een onzichtbare kracht omhoog geheven worden. Een wolk ontnam Hem aan hun gezicht. Weg! Wezenloos, ademloos keken zij Hem na. Hun blikken onafgebroken naar Boven gericht. Zoals eens Elia weggenomen werd ( 2 Kon. 2 11 – 12 ) en Daniël de Mensenzoon in een visioen geopenbaard zag ( Dan. 7: 13 ) zo werd opnieuw de hemelse oorsprong van Christus getoond! Dat was nodig om later met volle overtuiging de Boodschap van God te kunnen doorgeven.

Ze zagen Hem niet meer. Maar ze bleven kijken. Met een stagnerend verstand. Het was ook niet te begrijpen wat er nu weer gebeurde.
Opnieuw stuurde God hulp. Twee mannen in witte gewaden stonden bij hen. Ze zeiden : ‘Zeg mannen, wat staan jullie naar boven te kijken? Jezus Die uit jullie midden is opgenomen, zal op precies dezelfde manier terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.’
Opnieuw engelen. ( zie ook Lucas 24: 4 / Handelingen 10: 30 ) God zorgde Zelf voor duidelijkheid.

Indachtig gemaakt aan de woorden van de Heere Jezus gingen ze van de Olijfberg terug naar hun basis in Jeruzalem. Daar moesten ze wachten op het volgende level in Gods plan. Alles volgens Zijn perfecte timing. Het was precies een sabbatsreis om terug te gaan naar Jeruzalem. Dat was de afstand die ze volgens de Wet van Mozes af mochten leggen.

Gelijk door naar de bovenzaal die door al die gebeden die ze er al hadden gedaan een veilige schuilplaats geworden was. Waar ze elke dag samenkwamen in de verwachting van de neerdaling van de Heilige Geest.

Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs en Mattheüs, Jakobus de zoon van Alfeüs, Simon de IJveraar, en Judas de zoon van Jakobus.

Gelijke doelen, eenheid. Iedereen verlangde hevig naar de komst van de Heilige Geest. Vurig en helemaal eensgezind wijdden ze zich aan het gebed. Samen met de vrouwen, en met Maria de moeder van Jezus, en met Zijn broers.

Onderlinge verschillen waren er niet meer. Ze aanbaden Jezus ! ( Lucas 24 : 52 ) Diepe blijdschap vulde hun hart. ( Lucas 24 : 52 ) Ze waren ervan overtuigd dat de Heilige Geest komen zou. Ze baden of hun leven ervan afhing. En zo was het ook.
Ze gingen naar de tempel, zo vaak ze maar konden. Ze waren er eigenlijk altijd. Ze loofden en dankten God. ( Lucas 24 : 53 )

Geef een reactie