Micha 1 : 1 – 9
De naam van de profeet Micha betekent: “ Wie is als de Heer? “ De Heere gaf Zijn Woord in een visioen aan Zijn knecht door. Micha voorspelde wat hij zag alsof het al gebeurd was. De datum van zijn profetie viel binnen de regeringen van drie koningen van Juda: Jotham, Achaz en Hizkia.
De profetie gold Samaria en Jeruzalem, de hoofdsteden van de twee koninkrijken van Israël en Juda. Beloften en dreigementen waren in zijn profetieën met elkaar verweven. Gelukkig feit is dat hij zelfs aan een goddeloze regering vertroosting heeft gebracht. Micha was overtuigd van zijn roeping toen hij het volk op plechtige toon bij elkaar riep.
“ Hoort gij volken altemaal! “ zegt de oude vertaling. Het waren ongebruikelijke woorden die in de oude Griekse vertaling ontbraken. Het zou dan ook goed mogelijk zijn dat een latere redigeerder deze woorden aan de oorspronkelijke tekst heeft toegevoegd.
Hoe het ook zij, de hele aarde met alles wat daarop leefde werd opgeroepen om dichterbij te komen en te luisteren naar de oordelen die Micha in de Naam van de Heere uit moest spreken.
Micha deed een beroep op God Zelf om tegen zijn volk te getuigen. El Elohim was Degene die duidelijk gewaarschuwd had. Niemand wilde echter naar Hem luisteren. De vervulling van de profetie zou helder aan het licht brengen dat het om het Woord van God ging. Al Zijn dreigementen zouden in vervulling gaan. De Heere Zelf zou vanuit de tempel van Zijn heiligheid Getuige zijn, wanneer Hij neerdaalde om het oordeel te voltrekken ( Micha 1 : 3 ) aan degenen die niet wilden luisteren.
Elohims Weg naar Israël was een lange weg vol genade geweest. Hij had hen uit Egypte verlost, en door de droge gevaarlijke woestijn naar Kanaän gebracht. Dit zou echter niet zo blijven! “Zie hoe de Heere zijn verblijf verlaat, en afdaalt. Over de hoogten van de aarde schrijdt. Onder Hem smelten de bergen, en splijten de dalen als was dat smelt voor vuur. Als water dat zich van een helling stort” riep Micha vol ontzag uit toen hij de oordelen zag komen die de Heere hem openbaarde.
Hierna legde de profeet het volk precies uit wat de overtreding was waar de Heere zich zo over vertoornde. Het waren de overtredingen van Jakob en Israël. Dat was een opvallend feit! De Israëlieten kenden deze voorouders goed, en noemden hun namen met achting. Maar de Heere beschuldigde hun zonden. Ze hadden afgoderij bedreven en heidense hoogten opgericht waar mensen openlijk hun oude heidense gebruiken in de praktijk brachten. En nu was de maat vol, en de straf onafwendbaar.
De koninklijke steden Samaria en Jeruzalem – waar deze afgoderij huishield – zouden totaal verwoest worden. Alle afgoden die de mensen aanbeden hadden zouden vernietigd worden. Sanherib, de wrede Assyrische koning zou Samaria verwoesten. Jeruzalem zou door de trotse Nebukadnezar ingenomen worden. In 70 na Christus zou de Joodse opstand door keizer Titus bloedig neergeslagen worden. Hij zou de tempel veroveren en met de grond gelijkmaken.
De tempel was vol verkeerde schatten geraakt. Micha noemt het hoerenloon. Er werd tempelprostitutie bedreven. Het geld dat hiermee verdiend was, werd vervolgens tot verfraaiing van de heiligdommen gebruikt. Bovendien werden er nieuwe afgodsbeelden aangekocht. De nietsontziende Assyriërs zouden de Israëlitische heiligdommen plunderen en het geld voor hun eigen slechte praktijken inzetten. ( Gen. 38: 15, 21 ) Die waren zo mogelijk nog slechter dan die van de Israëlieten.
Micha vond het verschrikkelijk allemaal! Hij zag de bevolking in ballingschap weggevoerd worden. Diepe wanhoop vulde zijn hart.
“ Laat mij dan klagen, laat mij schreeuwen. Laat mij naakt en blootsvoets gaan. Laat mij huilen als een jakhals en roepen als een struisvogel! “ huilde de profeet. Geen wonder, want de toekomst leek niets goeds meer in zich te hebben!