Mattheüs 25 : 14 – 30

Mattheüs 25 : 14 – 30 

Na de rede over de verwoesting van Jeruzalem en de voltooiing van de wereld, volgen er drie gelijkenissen waarin de Heere Jezus Zijn toehoorders op verschillende manieren op de noodzaak wees om klaar te staan voor de terugkeer van de Mensenzoon. ( 24 : 44, 50 / 25 : 13, 19 ) Deze gelijkenissen moet je naast elkaar lezen. Want de Heer zal voorlopig nog niet terugkomen ( 24 : 48 / 25 : 5, 19 ) Wij wachten Zijn terugkeer af terwijl we zorg dragen voor alle mensen die we onder onze hoede hebben. We moeten de talenten benutten die Hij ons gegeven heeft ( 25 : 15 ) in alle dingen die de Heere van ons verlangt ( 25 : 3, 7 ) 

De terugkomst van de Mensenzoon zal de leerlingen vreugde en geluk brengen. Deze zegen – het teken van de goedkeuring van de Heere zal vergezeld gaan van nieuwe, grote verantwoordelijkheden. ( 24 : 46 / 25 : 21, 23 ) Op die dag zal het grote Messiaanse feestmaal plaatsvinden. 

De gelijkenis van de talenten is niet dezelfde als die van de ponden in Lucas 19 : 21 – 27. Naast de vele inhoudelijke verschillen werd deze gelijkenis ook op een andere dag uitgesproken. Het eerste woord ‘ want ‘ of ‘ of ‘ ( vs 14 ) verbindt deze gelijkenis met de vorige en geeft ook aan dat deze gelijkenis de oproep tot waakzaamheid uit vers 13 nader uitwerkt. ‘ Waken ‘ betekent niet alleen ‘ verstandig ‘ ( vs 1 – 12 ), maar ook ‘ trouw ‘ ( vs 14 – 30 )zijn. 

Er ging iemand op een buitenlandse reis. Naar de kapitale bedragen uit vers 15 te oordelen, was hij een soort multi- miljonair. Bij zijn bezit moeten we denken aan een vermogen in geld ( Matth. 25 : 15, 17 ). Dit vermogen werd door de heer aan zijn knechten in beheer gegeven. Zijn personeel kreeg de opdracht om er handel mee te drijven, met de restrictie dat het vermogen in beheer van de opdrachtgever bleef. Niets in de gelijkenis wijst erop dat het om een investeringslening ging. Er was bij de beloning ook geen sprake van een winstuitkering. Het is belangrijk om te weten dat slaven en knechten in de oudheid vaak hoogopgeleid waren. Het was hen toegestaan om eigendom te hebben en loon te verdienen. ( Matth. 24 : 45 ) Zo waren in de gelijkenis van de onbarmhartige knecht ( Matth. 18 : 21 – 35 ) de doulai van de koning zelfs hoge beambten die grote sommen geld namens de koning moesten beheren. Gouverneurs die verantwoordelijk waren voor de belastingen van hele provincies. ( zie ook Ezra 4 : 7, 9, 14, 23 )

Een talent was de grootste munteenheid in de oudheid. 6000 denarie was ongeveer zesduizend keer het dagloon van een arbeider. ( Matth. 20 : 2 ) Het gaat hier dus om enorme bedragen. Het feit dat de heer het aandurfde om zijn dienaren met een dergelijke opdracht te belasten, zegt dus iets van het vertrouwen dat hij in hen stelde. Aan de andere kant zegt het  ook iets van de enorme verantwoordelijkheid die zijn dienaren ontvingen. Dat de heer een som geld gaf aan zijn dienaren om er handel mee te drijven was niet zo bijzonder, maar het was wel een uitzonderlijk bedrag dat hij gaf. Het is heel goed mogelijk dat de Heere Jezus met deze exquise bedragen de rijkdom van de geestelijke gaven weer wilde geven. 

Het Griekse woord voor bekwaamheid ( dunamis ) betekent in de eerste plaats kracht, en spreekt dus over het vermogen om iets ten uitvoer te brengen. Dat ieder van zijn dienaren een bedrag naar zijn bekwaamheid ontving, geeft dus aan dat het voor de heer een uitgemaakte zaak was dat er verschil in bekwaamheid bestond. Elke knecht bezat een bepaalde mate van bekwaamheid en kreeg een beginkapitaal met een arbeidsveld. Wat de derde knecht miste in vergelijking tot de eerste, was trouw. 

Het Griekse woord ‘ eutheos ‘ kan zowel betrekking hebben op de heer, als op de knecht. De heer vertrok direct na het geven van zijn opdracht, en de knecht begon terstond met het uitvoeren van de opdracht. Taalkundig ligt het meer voor de hand het ‘ terstond ‘ bij vers 16 te lezen en te betrekken bij de reactie van de man die de vijf talenten kreeg. ‘ Terstond ‘ ging hij op weg. Hij ging gelijk op weg en begon met het hem toevertrouwde bedrag. Hij doet wat zijn heer verwacht, en is hem trouw. Er wordt niets gezegd over de soort handel die er bedreven wordt, kennelijk is dat niet van belang. In de context van het koninkrijk verwacht de Heere eenzelfde inspanning en houding van zijn discipelen. 

De tweede knecht, die de twee talenten gekregen had deed hetzelfde, en verdubbelde zijn talenten. Maar de derde knecht groef een gat in de grond en begroef zijn talent. Dit was een gebruikelijke manier om iets veilig te stellen voor dieven. ( vgl Matth. 13 : 44 / Jozua 7 : 21 ) Hij had er geen erg in dat hij zijn meester beledigde, door zijn opdracht in de wind te slaan. 

Na lange tijd kwam de heer terug, en hield afrekening met zijn knechten. In Matth. 18 : 23 – de enige plaats waar deze term ook voorkomt – is afrekening houden een beeld van Gods afrekening met de mens bij het laatste oordeel. ( Matth. 18 : 35 ) 

Met de woorden ‘ na lange tijd ‘ zinspeelde Jezus op het uitblijven van Zijn komst. Het gaat hier dus niet om het onverwachte, maar om het uitstel van Zijn komst. Voldaan en blijmoedig deed de eerste knecht verslag van zijn wedervaren. ‘ Heer, U hebt mij vijf talenten gegeven, en ik heb er vijf talenten bij verdiend. ‘ zei hij. De tweede dienstknecht deed hetzelfde. De heer werd er erg blij om. ‘ Voortreffelijk! Je bent een goede en betrouwbare dienstknecht! ‘ riep hij uit. De heer prees de trouw waarmee ze hun zaak behartigd hadden, niet zozeer hun succes. Hij zei tegen beiden: ‘ jullie zijn betrouwbaar gebleken in het beheer van een klein bedrag. ‘ 

Deze uitspraak moet haast wel ironisch bedoeld zijn, in werkelijkheid ging het om enorme bedragen. Hoe dan ook, beide knechten ontvingen een dubbele beloning. ‘ Over veel zal Ik u aanstellen ‘ zei de heer, en: ‘ kom binnen in het feest van uw heer’. 

Het bezit waarover de knechten bij de terugkeer van hun heer aangesteld werden, verhield zich tot het hun toevertrouwde als van veel tot weinig. Een overweldigende rijkdom en verantwoordelijkheid viel hen ten deel. Bovendien werden ze uitgenodigd om in te gaan tot het vreugdefeest van hun heer. Hoewel het koninkrijk vaker vergeleken wordt met een feest ( Matth. 22 : 1 – 14 / 25 : 1 – 13 ) moeten we in deze gelijkenis bij het ‘ feest van uw heer ‘ als tegenstelling tot ‘ de buitenste duisternis ‘ toch voornamelijk denken aan het feest in het toekomstige Koninkrijk dat bereid is voor de verlosten. ( vgl. Hebr. 12 : 2 / Openb. 19 : 6 – 10 ) 

Dat was geweldig mooi! Maar toen kwam de derde knecht eraan. Hij begon zijn verantwoording met te zeggen dat hij bang was.  ‘ Ik wist dat u een harde meester bent, die niemand ontziend, meedogenloos en hebzuchtig was, iemand die op oneerlijke wijze handel dreef.’ zei hij. Hij betichtte zijn heer er zelfs van dat hij de oogst van de velden waar anderen gewerkt hadden, innam. De tekening die deze knecht van het karakter van zijn heer gaf, klopte helemaal niet, en stemde totaal niet overeen met de realiteit. ( vs 21, 23, 28 ) Des te meer reden voor de heer om de woorden van zijn knecht als een ernstige belediging op te vatten. De passieve attitude van de knecht werd helemaal niet door zijn angst, maar door zijn luiheid veroorzaakt. Egoïsme en een ongegronde minachting voor zijn meester waren er de oorzaak van. Zijn negatieve gedachtewereld bepaalde zijn houding en zijn daden. De knecht voelde geen verantwoordelijkheid om iets met het hem toevertrouwde bezit te doen. “ Hier hebt u het uwe terug. “ zei hij. Met andere woorden: “ Meer kunt u niet van mij verwachten. “ 

Zijn heer – die de houding van de knecht doorzag – antwoordde hem: “ het minste wat je had kunnen doen, was het geld tegen rente uitzetten bij de bank, maar dat heb je niet gedaan. “ Door zijn slechte en luie gedrag verspeelde de knecht zijn talent, Het werd hem afgenomen en aan de eerste trouwe dienstknecht gegeven. Kreeg hij het talent als beloning? Was het de bedoeling dat hij met dit talent zaken ging doen? Daar lijkt het wel op, en is conform het dubbele thema van beloning en verantwoordelijkheid. ( zie ook vs 21 en 23 )

“ Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, die zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen. “ Dit vers bevat een speciale les over de Goddelijke vergelding. Zo zien we hier ( vers 29 naast vers 21 en 23 ) hetzelfde verschil tussen eeuwig leven en bijkomend loon als in Matth. 19 : 27 – 30. De les is deze: wie de gaven van God op de juiste manier gebruikt en het licht en de genade die hij in zijn hart ontvangen heeft, in zijn hart bewaart, zal nog veel meer van de Heere ontvangen. Zowel in deze als in de toekomende eeuw. ( Matth. 19 : 29 ) 

Maar zo geldt ook: wie zijn mogelijkheden veronachtzaamt en geen liefde heeft voor de waarheid, zal uiteindelijk alles verliezen. ( Matth. 13 : 12 )
Je kunt deze gelijkenis ook toepassen op het ijverig gebruik maken van de genademiddelen. De Heere zal het hart van de gelovige die ijverig gebruik maakt van de gelegenheden die de Heere biedt, verruimen en gelukkig maken. Rijk en gezegend maken in geestelijk opzicht.
Wie de gaven van de Geest heeft en daar goed mee doet, zal overvloed hebben omdat ze vermeerderen door oefening en gaan glanzen naarmate ze meer worden gebruikt. 

2 responses to “Mattheüs 25 : 14 – 30

  1. You are actually a good webmaster. The site loading pace
    is amazing. It kind of feels that you are doing any distinctive trick.
    Moreover, the contents are masterwork. you’ve done a fantastic task in this matter!
    Similar here: <a href="[Link deleted]internetowy and also here: <a href="[Link deleted]online

Geef een reactie